
a n e « E 4
ï l f ’U
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 97
Top is ruuw geknobbeld. Men kan ’er de Afbeelding van d’ A r g e n v i l -
i e , Plaat i s ( 18 ) ƒ. G. mede vergelyken.
Het zeer raare Hooremje van Fig. 3 , voert den naam van Lang ge (laan Lang
Knolletje. Wy hebben, naamelyk, reeds gezien, dat ’er Hoorens zyn, dieGeftaart
•men Knollen noemt, om dat zy de gedaante hebben van een rondagtig f l a g f g ^ j8
van Raapen, dus genaamd; en zodanig een is Fig. 5. PI. 19, v a n ’t Eerde
D e e l, in Plaat vertoond. Dit heeft een dergelyke Geflalte, doch het is
kleiner en zeer lang geflaart: ook niet geel maar Vleefchkleurig, met eeni-
ge geelagtig bruine Stippen eh Vlakjes. Het heeft ook de grootfte Gier van
boven fcherp gerand, en een (lomp Puntje aan den Top; zo dat het in veele
opzigten aanmerkelyk verfchilt van de andere Knollen. De Mond is witagtig.
Sommigen van dePenhoorens of Pennen noemt men, wegens de kleinte en Naa^e_
dunte, Faaliepennen o f Naalden,in ’tFranfch Aiguilles. Twee zodanigen zyn in pennetje«
Fig. 4 en 5 vertoond. Het eerfte is aartig overlangs getekend met kleine roo- F's' 4 ’ Sl
de Streepjes, op een witten Grond: het andere heeft de gedaante der Omwonden
Pennen, hoedanige op de Agttiende Plaat van dit Deel vertoond zyn.
Het is , overlangs, digt met Ribbetjes geftreept.
De Hooren, hier in Fig. 6 afgebeeld, is zeer ongemeen. V a l e n t y Nd^
geeft ’er den naam aan van een vreemd foortvan Trompet, en ’t is zeker, Oliekoek
dat zy wel wat naar de Trompethoorens gelykc, doch meer naar de Oliekoe- b'S- 6.
ken zo genaamd, waar van de Afbeelding in ’t midden van PI. 28, in ’t
Tweede Deel, is gegeven. Men zou z e , wederom,. eene boog 'getopte Pad
kunnen noemen. Aartig is haar bruin geele Oppervlakte met kleine Knobbeltjes
doorzaaid, die aan dezelve, als men de Opening van binnen tegen den
Dag befchouwt, eene Netswyze vertooning geeven. De Hooren heeft twee
Naaden als dikke Wrongen, tegen elkander over, waar van de eene de Opening
bezoomt, welke haaren Rand ook ilerk geknobbeld heeft. Voorts beflaat zy
uit Zeven Gieren, tot aan den taamlyk fpitfen Top.
In Fig. 7 komt een niet minder aartig Hoorentje te voorfchyn, dat van de Braam.
meeften tot de Moerbeijen betrokken wordt, doch van my de Braamboos genoemd boos.
Het verfchilt, naamelyk, zo wel van de bruine o f gewoone. Ij D. PI. 25./. Fi£-7-
5 , <5: als van de witte en geele Moerbeijen, in ’t Tweede Deel van dit Werk
vertoond. Het is van buiten geelagtig, geknobbeld met fcherpe Doornen en
heeft de Mond - Opening zeer fierlyk Roozekleur.
V v FI
jij
jf'liï