
Bruin Het Hoorentje van Fig. 5 , hoe zeer, in grootte en geftalte, naar de Bafterd.
Pennetje. Wenteltrapjes gelykende, verfchilt doch van dezelven te v eel, om daar mede
Fig. 5. vermengd te worden: des wy het maar een Bruin geribd Pennetje noemen. U it
de Afbeelding kan men 'genoegzaam van de Geftalte oordeelenv
T w a a u d e P l a a t .
De Hooreö, die het midden van deeze Plaat beflaat, is een fraay ftuk. Men
noemt haar een JVyzer, om dat zy aan haaren Lip o f V leugel een uitfteekende
Punt heeft, welke naar een wyzende Vinger gelykt. De Geftalte mfakt haar
van de Kemphaantjes, welke iets dergelyks hebben, ongemeen verfchillende:
’£ welk blyken zal, wanneer men de Afbeelding Plaat 15, Fig. 1 , 2 , in ’t
Tweede Deel naziet. Beiden behooren zy tot de genen, die R um p H m s Pu-
giles, dat is Schermers o f Kampvegters, tytelt. Deeze Wyzer heeft de Schaal
geel met bruin gevlakt en met wit doormengd. De buitenfte Gier is geribd,
en heeft aan den bovenften Rand dikke Punten ;, zynde de Lip zeer dun en aan
de Tip als. Geutswyze uitgehold, Van binnen is de Opening geelagtig. Men,
vindt ’e r , die twee Vleugels boven elkander hebben: men vindt ’er die bruin-
gelipt zyn en Vleefchkleurig. Sömtyds ontbreekt de gedagte Vinger, en dan,
worden zy ook nog wel Wyzers o f Wyzertjes genoemd.
Bonte Onder de Ooftindifche Manteltjes komen ’èr voor, die in geftalte en teke-
Manteln njng zeer aartig zyn. Dat van Fig. 2. heeft een hoogroode Kleur en is fyn ge-
«ï.*>3.ribd, doch maar met één Oor o f Oorlap aan ’t Scharnier voorzien. Men betrekt
het niettemin tot de Bonte Manteltjes , zo wel als dat van Fig. 3, het welk,
twee gelyke Oorèn heeft, zeer breed en dik, geftraald is en weezentlyk bont,
door groote roode en zwarte Vlakken óp een witten Grond. Dit is aanmerke-
lyk , doordien de Straalen van binnen zig dabbeld verwonen. Beide deeze
Manteltjes zyn niet zeer Buikig; doch het laatfle inzonderheid is ongemeen plat,
Specula- Onder het Speculatie-Göed zyn Hoorentjes, d ie , naauwkeurig befchonwd,
tie-Hoo- Zynde, zig ongemeen fraay voordoen. Dat van Fig. 4. zou men een Gebandeerd
^Kasketje kunnen noemen, dewyl het eenigermaate de geftalte vaneen Kasket
o f Stormhoed h e e ft, zynde tuffchen het bruine met bleekere Banden, die
gee-
Wyzer.
T ab.
XII. ***
Fig. I.