
Ó x SM 'L / fo S S jT-trlu, ttiurru asio.
'b Armringen. Zy vallen doorgaans klein en van verfchillende Kleur; ge-
-lyk men dit in de vier Verfcheidenheden, Fig. 4 en 5 , kan befchouwen.
Onder de Hart-Doubletten tellen fommigen, anderen onder de Gaapers-, Blaasag-
die van Fig. 6, waar aan wy den naam geeven van Blaasagtig Hart. Eenigen
brengen ze ook wel tot de Bafterd-Arken thuis. De Kleur is witagtig, met
geele Randen en Bandeerzel.
Zeer aartig is dat Doubletje, ’t welk wy hier onder den naam van Geel Geel
Stampje verwonen. Het heeft de ronde, zo wel als de platte Zyden, onge-
meen fyn geftraald, en is helder geelagtigros van Kleur, met eenen paar-
fchen Rand. Beide deeze laatften komen, waarfchynlyk, uit Weflindie of
van de Europifche Kuit,
A g t s t b P l a a t .
Onder de Doubletten is niet van de minft aaragen die men Zotskap noemt. Zotskap-
1 1 Doublet.
leder helft drukt, op zig zelve, de gedaante van een Zotskap volmaaktxAB.
-uit, maar famengevoegd zynde maaken zy de Vertooning vaneen Oflen-v y ip.
Hart. Deeze Doubletten waren onlangs nog vry zeldzaam, niettegenftaan-
de zy in de Adriatifche Zee o f Golf van Venetie gevonden worden. JDelïg. 1.
Schaal is niet zeer dik, aan de kanten dun en by ’t Scharnier Krulswyze
omgeboogen. De holligheid van binnen is als Yvo o r, maar van buiten hebben
zy eene rosagtige Huid, met bleeke Streepen, die als den groey o f
wasdom vertoonen. Door 't ichoon maaken worden zy geheel wit. In
veelen ontbreeken die groenagtig blaauwe Vlakken op de Knoppen, welke
het voornaame fieraad en de volkomenheid uitmaaken van deeze Doubletten.
Zy vallen doorgaans van zodanige grootte, als deeze heeft.
Onder de Schulpen van onze Stranden, komen ’e rv o o r , die ten opzigtQee|e
van de Geftalte cn Kleur niet onaartig zyn- Dit blykt in de drie volgen-Kokimn.
de , welken men Kokhaancn nóemt. Z y behooren tot de Hart-Doubletten,
om dat z y , famengevoegd zynde, ook de gedaante van een Hart vertoonen,
en zyn fraay verfierd met twintig Ribben. De Kleur in die van Fig. 2. is
rosagtig geel; weshalve wy ze de Geele Kokhaan tytelen.
Die van Fig. 3. verfchilt alleenlyk doordien zy bont is , en wordt genoemdBome
de Bonte Kokhaan. Op eenen witagtigen o f bleek Aschgraauweu Grond heeft F°s_ “ ‘
O 2 zy