
Z es e n - T w i n t i g s t e P l a a t .
Zekere zeldzaame Doubletten komen ’er voor, die men, niet oneigen, ® sft- en
Ooft en tVtil Doubletten tytelt. In de ééne helft der Schulp, naamelyk , houden
de Ribagtige Streepen een geheel anderen Koers dan in de andere helft. Dit
komt wonderlyker voor in de enkele Schulpen van dien aart, dan in de Dott xxvi.
bletten, die Hartvormig zyn en dus tot de Hart Doubletten behooren, in V *
veelen van welken men de beginzelen van zulke tegenftrydige Koerfen waar- Fig' 1 ’ 2‘
neemt. Die van Fig. t , wordt ons, zodanig gekleurd zynde, uit China toe-
gebragt. Men twyfelt of die Kleur wel Natuurlyk zy, gelyk in die van Fig 2,
welke, by de gedagte aardigheid, ook een fchoone verandering van Kleuren
heeft, als wit, Roozerood en geel gewolkt zynde.
Onder de Dadels zyn ‘e r. die in Tekening uitmunten, gelyk de genen,Prince
die wy hier in Fig 3 en 4 vercoonen, Aan de genen, naamelyk, die op een
witten o f bruinen Grond zodanige Golfswyze Streepen hebben, welke eeni d^s-
germaate zweemen naar de Afbeeldingen van eene Statieuze l.ykllatie, geeft Fig,3,4.
men den naam van Prince Begraafnis Dadels. Men begrypt lig t, dat die over-
eenkomft dikwils zeer onvolmaakt is , en zulks wyzen ook de nevensgaande
aan. Die van Fig. 3 heeft den Grond eenigermaate Roozekleurig Afch-
graauw, en Streepen, dienaar Blikfem-Straalen gelyken, zynde bruinagtig:
de andere, van Fig 4 , Olyfkleorig bruin van Grond, heeft veel breeder en
gewolkte zwartagtige Streepen Beiden zyn het zeer fraaije Stukken.
Uit de Weflindien komen zekere Hoorens, die men Lampjes noemt, hoe- pPreS,e
danigen in ’t Vierde Deel op de Vyfde Plaat, in Fig. 2 , 3 , afgebeeld
zie ook een dergelyke in dat D e e l, PI. 13. Fig. 4. Deeze echter zyn maar7. ’ ’ ’
Bafterd Lampjes, zy hebben aan ’t Mondftuk die Geftalte niet, welke de
tcbte Oeflindifcbe Lampjes toebehoort, en ’er met reden deezen naam aan doet
geeven. Dat van Fig. 5 , is alleenlyk van onderen; dat van Fig. 6 , 7 is van
boven en van onderen afgebeeld.
Z e v e n - e n - T w i n T i g s t e P l a a t .
Op bladz. 1 7 , in het eerfte Deel, hebben wy reeds gemeld, dat ’e r , behal-DUM,elde
ven de enkelde Spinneboppen, zo genaamd , onder de Hoorens ook zyn , welke soiirne-
men Dubbelde noemt: Die dezelven nooit gezien hebben, verbeekienzig ligtelyk kóp Tas.
dat de zodanigen, als men in ’t Eerfte Deel, op de Elfde Plaat, in Fig. 3 ,4 , XXVII.
afgebeeld vindt, Dubbelde Spinnekoppen zyn; doch zy zullen zig klaar van p,*\
het tegendeel overtuigd vinden door de befchouwing van dit Exemplaar in Hg
1 , het welke wegens zyne ver uitgebreide Takken, en derzelver dunte, zeer
aanzienlyk is Men vindt zodanige Stukken dikwils hier o f daar befchadigd ,
en fommigen zyn meer o f minder volmaakt, ’t welk ze dan ook meer of minder
koftbaar maakt en zeldzaam. Dewyl deeze Takken niet hol zyn,is ’t onbegry-
pelyk, om wat reden de Natuur dit Schepzel zo omzaglyk heeft gewapend.
M By