
Onder dePorfeleinhoorens komen zeer kleine voor, en onder deeze behoo-GIad
ren die, welke R u m p h i u s voorftek by den naam van Globuli of Knopjes.jw jp ’i®1
Men heeft ’er met een zeer korrelige Oppervlakte , hoedanig één op de Zes-
tiende Pla a t, in ’t Vierde Deel van deeze Verzameling, fchynt afgebeeld te
zyn. Anderen noemen’t zelve het Korrelige Kopje. In onderfcheiding daarvan
voert dit Koorentje deri naam van ’t Gladde Knopje. Het is geheel geel van
Kleur, en heeft ter wederzyde van het voorde Snuitje een Oogje; zo dat het
■ wel naar een Infekt gelykt.
T we e -e n - T wi n tx g s t e P l a a t .
Een zeer aartig Patelletje is in Fig. i van deeze Plaat afgebeeld. Men Chinse-
noemt het de Chineefcbe Muts o f Myter, om dat het de gedaante van zeker ÉÖ
Hoofddekzel, waarfchynlyk van de Tartaaren afkomftig , thans ook onder | l l f •"
de Chineezen in gebruik, zeer wel nabootft. d’A rg en v i l l e , die een groo-XXlf.
ter afbeeldt, fpreekt van de Kleur niet: B o n a n n i zegt, dat zy van bin- ’ **
nen en. van buiten wit zyn, en dat men ze aan de Kanarifche Eilanden vindt. *
Het onze heeft draaijende bruine Streepen, die van den Top naar den Omtrek 'S' *’
toe allengs breeder worden. Van binnen hebben deeze Kapjes een foort van
Lipje, waar het Dier aan vaft fchynt te hebben gezeten.
Op de Vierde Plaat van het Tweede Deel zagen wy een fraaije gebandeerde Tepel-
Kroon-Tepelbak.enin’t Vyfde Deel op de Agtentwintigfte Plaat, een kleintjebdk-
met een grooten Tepel o f uitfteekende T o p , van boven, in Fig. 7. Dat Wm
fchynt een Jong te zyn van deeze Weftindifche, die nog veel grooter vallen.
De Heer A d a n s o n heeft zodanigen waargenomen aan de Kult van Senegal,
en Helt de langte, in volwasfenheid, op negen o f tien Duimen en de breedte
op zeven o f agt Duimen. In deeze onze evenwel is de breedte maar de helft
van de langte. Zy zyn altemaal met zwaare Streepen, die men de Wasdom
noemt, getekend , en voor ’t overige roodagtig o f Vleefchkleurig geel gekleurd,
hébbende de Oppervlakte, inwendig, dof en volmaakt Vleefchkleurig.
Volgens R u m p h i u s noemt men die van Fig. 3 , Kofferboorentjes o f Arcu- wit Kof.
larue, om dat zy van de Indiaanen gebruikt worden tot verfiering van zekere ferho°-
Strooijen Koffertjes, welke zy zeer konftig weeten te vlegfen. De groodten
zegthy , zyn vuilwit o f geelagtig van Kleur, en zo groot als de Nagel van 3'
een Duim. Thans hebben wy ze ook grooter, gelyk dit , dat de Schaal ge.
plooid heeft en met Tepeltjes gekroond, de binnenfte Lip plat uitgebreid enbultig"