
en die by V a l en t yn , de Gebandeerde Eikenhouts-Toot genaamd, zyn nog
raarder.
Gecle 0 e benaaming van Steen-Admiraal is duifterer om te verklaaren. Men
Admiraal. ë ee^c ze aan Weftindifche Tooten, die anders ook wel Gegranuleerde en
A)v. 3. 'Landkaarten Tooten geheten worden; hoedanigen in ’t Eerfte Deel Plaat 8.
Fig. 4 , en Plaat 24, Fig. 5 , voorkomen. De Geftalte wat plomper, en
de Tekening, ja ook de Kleur, grover zynde, zo wel als de zelfftandigheid
van de Hooren, zal dit zekerlyk aanleiding gegeven hebben tot den gedagten
naam. Terwyl ’er een groote verfcheidenheid van de zodanigen is , kan men
die fterk Gegranuleerd zyn, dus: die een Tekening als van een Wereldkaart
hebben Landkaarten-Tooten noemen; doch deeze van Fig. 3 , in geen van
beiden uitmuntende, verdient dan te regt den naam van Steen-Admiraal. Z y
is niettemin met een menigte van fyne gepukkelde byna onzigtbaare Streepjes
overdwars voorzien. Haare Kleur is Eijerdoijer-geel met Melkwitte Band en
Vlakken.
Prinfe. Fig. 7 , op de Dertigfte Plaat van ’t Eerfte D e e l, vertoonde ons een Staaten-
Jgfc: doch Fig. 4 , op deeze Plaat, een PrinceVlag. Zo noemt men deeze Hoo-
®'4' rens, die eenig Oranje, Wit en Blaauw, hebben, dat echter eene niet zeer
regelmaatige of gelykende afbeelding van de zo bekende Prince-Vlag geeft.
De Franfchen noemen ze daarom, eigener, le Ruban, om dat zy als met een
Lint is-omwonden. Sommigen echter komen’er voor, die nader de Kleuren
hebben van de gemelde V la g , gelyk die by G ualthieri, Tab. 6. Letter
C ; welke Autheur ons onderrigt, dat het Rivierhoorens zyn. Z y gelyken
veel naar de Topflakken, voorgemeld, en zyn ook niét zeer gemeen.
Admiraal In deeze benaaming volg ik V alentyn, die van eenen Admiraal van de
van de Wolkjes of Agaate Bakjes fpreekt: want deeze Hooren van Fig. 5 , behoort
Wolkjes. wegens (je Tekening zekerlyk tot de Gewolkte Agaate Bakjes, en is boven-
's' 5' dien met dergelyke fmalle Bandjes o f Streepjes omringd, welke men fomtyds
als een Kenmerk aanmerkt van de Admiraalen.
Earn- Zodanige geele of Goudglanzige Schubbetjes,die de Franfchen Pelure d'Oig-
fleen.Oe- non of Uijenfchillen noemen, voeren by R umphius den naam van Barnfteen-
jy™, Oefiers. Men heeftze, zo hy aanmerkt, nooit Doublet, om dat de onderfte
platte Schulp aan de Rotfen zitten b lyft, gelyk dit ook met fommige anderen
plaats heeft. Ondertuflchen ftrekkèn z y , door hunne goud geele Kleur en
Glans, tot fieraad der Verzamelingen.
Z es