
H 0 0 RE NS e n S CHUL P EN. 89
T w i n t i g s t e P i a a t ;
Onder de Ham-Doubletten komen zeer groote verfcheidenheden voor.Ce.^
De Kleur is niet alleen groótelyks verfchillende, ’t welk uit vergeiyking van Hammee-
de genen, die in I Tweede Deel afgebeeld zyn , genoegzaam blykt: maar de je. -
grootte verfchilt zodanig, dat men ’er heeft die een Elle lang zyn , of meer
dan twee Voeten , en anderen wederom minder dan twee Duimen; ja naauw- „ ,
kk s één Duim lang. De Jongheid o f Ouderdom doet ’er wel iets in, doeh züFig. i.
veel niet om dat groote verfchil te veroorzaaken. Bovendien zyn eenigen
elfen van Oppervlakte, anderen gefchubd o f gedoomd. W y geeven hier de
Afbeelding van een klein Godmrnd Hammetje, van Kleur Beenagtig doorfchy-
nende, aan 1 end als regt afgefneeden, en gewapend met vry groote Doornen;
d’ie als op Ribbetjes ftaan, welke afkomen van de Punt, die flaauw
paarfchagtig is.
De Afbeelding van die Porfeleinhoorens o f Klipkoufen , welke men JrOr-AnMAe
lifcbe Letters noemt, op de Twaalfde Plaat van het Derde Deel zeer o n v o l-^
komen zynde,. verwonen wy hier, — ! een zeer fraaije Hooren van dien
aart, welke zo wel door haare Kleur als Tekening uitmunt r die byna onnavolgbaar
is op de Hooren. Zy heeft eenen blaauwagtigen paarfchen Rand,
met ronde zwarte Vlakken, en bezyden de Rug loopt een witagtige Streep,
van het eene End naar ’t andere, die beiden roodagtig zyn.
D a t ’er, onder de Porfeleinhoorens, eenigen voorkomen, die witte rondeZom-^
Vlakken hebben op een bruinen Grond, zagen wy reeds irn’t Eerlte en iw e e - ^ J.
de Deel. Sommigen derzeiven noemt men Arguiren of Witte Mazelen , die
van dé Dubbelde ArguUen aanmerkelyk onderfcheiden zyn, gel.yk in de fraaije
Afbeelding van zodanig eene, op-de Elfde Plaat in ’t Derde Deel, gebleekt»
is. Nu hebben w y , buitendien,, nog andere Porfeleinhoorens, op welken de
Witte ronde Vlakken verheven zyn , zo dat men. ze langs de Oppervlakte kan
voelen , en om die reden noemen wy ze Zoutkorrels. Dikwils vallen deeze
klein en graauw, doch die van Fig. 3 heeft op de Rug een fchoonen roodagtig
bruin geelen Grond, welke, zo wel als de zyden, met een menigte van de gezegde
Vlakken, groot en klein,als befprengd is of geftippeld,en verdiende derhalve
haare opmerking, Ds