
Ms—«
l u
H O O R E N S en S C H U L P E N . 4 i
Sedert eenigen tyd z y n ’er verfcheidene uit de Weftindiën overgekomen, die
ongemeen Jlerk getakt zyn ; doch onder deeze fpanc zekerlyk die van Fig. i
de kroon, gelyk zy dezelven ook in hoogheid van Kleur zeer veel te boven
gaat. De fierlyke roode Kleur bedaat hier byna de geheele hovende Schulp,
terwyl de onderlte, die bleeker is , door de langte van haare Takken uitmunt.
Een onder dezelven is langer dan de geheele breedte van de Doublet. Allen
zyn zy aan ’t end breed en plat, zeer onregelmaatig van figuur en plaatzing.
I n ’t bovenfte der Afbeelding vertoont zig de platte kant van het Scharnier,
op de onderlte helft, als afgefieepen, met een fplyting in ’t midden. Dit hebben
alle deeze Lazarus-Klappen gemeen, ’s Is onbegrypelyk wat het Dier,
daarin vervat, met deeze Takken doe,aan zyne Schulpen,die hetzelve niet
voor Pooten o f Armen verltrekken kunnen, om dat zy onbeweéglyk zyn. Hoe
ondoorgrondelyk zyn de Wegen der Natuur?
Die zoort van Mantel-Doubletten, welke breed en plat geplooid zyn , voe- Geele
ren den naam van Jaagers Mantels. Zy hebben ook een -groote verfcheiden- Jagers
heid van Kleuren, doch doorgaans zyn zy zuiver en zo hoog gekleurd niet als
de anderen. Deeze heeft een niet minder fierlyke, hoewel bruinagtig of donker
geele Kleur. Zy is uit Weltindie, zo wel als de volgende.
Deeze noemt men Roos-Doublet, om dat de Roozekleur zeer aangenaam Roos-
Ipeelt door haare beide Schulpen. Aan ’t Scharnier zyn dezelven fterk Kar- Doublet,
mozyn Rood ,en van hetzelve af, Straalswyze, zeer fyn geribd Buiten twyfel” * 3-
behooren deeze fraaije Schulpjes tot het Gellagt der Cbair.oe of Oaaper Doubletten.
Men kan uit de Geflalte ligt afneemen , waarom die van Fig, 4 , den naam jaagers
van Jaagers IVeytaJcb Doubletten voeren. Sommigen, evenwel, geeven ’er Wey-
enkel den naam van Mantels aan,en deeze fchynthette zyn ,die R u m ph iu s
de eerfte en gemeenfte foort noemt van-Mantels, welken de Maleijers dia Sisjing, *'
dat is Kamfcbulpen , ook Bia Terbang , of vliegende Schulpen heeten, om dat
zy zomtyds uit het Water fchieten, als. o f zy vloogen. Gibecière is de Fran-
fche naam. Zeer fraay wordt de rauwheid van- de Oppervlakte door G u a j -
THiERi, op zyne Afbeelding Letter L , Plaat 7 4 , verklaard, De Kleur is
graauwagtig bleek geel, hier en daar met Taankleurige Vlakken, die op de
andere helft ontbreeken. Zy hebben de Ooren byna gelyk, hoedanigen R um-
Eh iu s als de raarften aanmerkt onder deeze Mantel-Doubletten.
Fig. 5 fchynt een Gehand Liphoorentjc te zyn, dat zyne Lip verlooren o f ’er Getand
nog geene heeft gehad, ’t Is naamelyk bekend, dat zommige Liphoorns inLiphoo.
de Jongheid ongelipt zyn. Het is donker graauwagtig van Kleur, met witte
geplekte Banden.
Onder de Tooten ontmoet men zo magtig veele verfcheidenheden van Te-vioolje-
kening, dat men dikwils beter zeggen kan tot welk flag zy niet, dan tot welk Scheetje,
flag zy al behooren. Dus kan men ook het fierlyk bruin geplekte Tootje, van ''£• •
Fig. 6 , niet tot de Moesjes - Tooten, Boter-Tooten o f Bafterd-Guineefche,
t’ huis brengen: maar het komt, onzes oordeels, wanneer, men op de gelyke-
H i nis