
H O O R E N S e n S CHUL P EN. IOI
«en Wormhuisje was; ’t geen men in weinige Hoorens dus aantreft. Het is
aan den Rand ook fterk geknobbeld.
Niet minder aartig is hec Spilletje van Fig. 3, dat zig als ware het met den Gedraaid
Beitel uit Hout gedraaid vertoont. Het heeft den bovenden rand der Gieren
zeer net geknobbeld, en langs dezelven heen loopen verheven Ribbetjes. Dit
maakt hetzelve fierlyk, niettegenftaande het flegts eene egaale geelagtige Kleur
heeft, met de verheffingen W it , en den Mond van binnen wat bruiner geel.
Dat de Hoorens, welke men Soldaaten noemt, van de Tulbanden daar in Roodag-
verfchillen, dat zy een rond Navelgat hebben, is te vooren reeds opgemerkt.
Indien het Hoorentje van Fig. 4 die Openïng niet had, dan zouden wy het Fig. 4!
een Geknobbeld Tulbandje noemen, doch thans moet het tot de Soldaaten be-
hooren, en wegens de Kleur geeven wy ’er den naam aan van Roodagtig Soldaatje.
De Soldaaten worden, als bekend i s , van fommigen onder de Tollen,
van anderen onder de Maanhoorens betrokken, en in ’ t Franfch Feuves;
ook van lommigen wel de Tyger , en, zo zy zwart zyn, de Aakfter geheten.
De Hoorens, die men Tollen noemt, maaken een Geflagt uit onder de Gerand
Hoorens als gezegd i s , en worden dus genoemd, om dat zy in Geftalte veelT°n«je.
naar een Werptol gélyken. Dit is dan de reden, dat wy dit Hoorentje een
Tolletje, en wel een Gerand Tolletje noemen, om dat het een bonten Rand
aan de Gieren heeft, zynde uit den graauwen roodagtig. Door ’t een en andere
verfchilt het van de Hemelfchblaauwe Tolletjes,die reeds voorgelteldzyn*
Een zonderlinge foort van Gevlamde of Gemarmerde Bakjes (lelt Fig. 6 voor, Gevlamd
welke van fommigen voor onvolgroeide Porfclein-Hoorens gehouden worden. Kakje.
Indien dit waar i s , dan moet de geftalte nog vry veel veranderen. Het jfir®1
genwoordige is op een wittenSGrond fraay bruin geel, met Vlammen, gewolkt,
en van binnen paarfch met eene witte gedraaide Spil, en aan den Top een
klein fpits Puntje.
In fraaiheid overtreffen de Geiandeerde Fygjes van Fig. 7 , grootelyk zo wel Gehande
witte en geele, zelfs die rood geplekt zyn, hoedanig eene in ’t EerfteDeelJ*?“ 1*®
van dit W e rk , op de Negentiende Plaat , voorgefteld is. Zy hebben vyf wit- pjg.' 7.
te Banden met bruine Vlakken, en daar tuffchen zyn zy met afgebroken Streepjes
op een geelagtigen Grond aartig geplekt; hebbende, voor ’t overige, de
gewoone geftalte der Hoorens, die men Vygen noemt. Van binnen zyn z y ,
even als het zo aanftonds befchreëvene Bakje , paarsch, en ook zeer dun van
Schaal.
De Patelle, in Hg. 8 afgebeeld, valt aan de Ruften van Europa, en welGroena?-
in ’t byzonder aan die van Vrankryk, weshalve men haar wel Franfcbe Patelle^^1'
S 2 noe- fig.'8.