
riffen en van de Krulhoorens onderfcheidt. Zy hebben een geelagtigen Grond,
en zyn met breede Streepen langs de Gieren gebandeerd, doch fommigen,
en wel de meeften, hebben deeze Banden zwart, zeer weinigen gelyk deeze
van Fig. 6 , fchoon Oranjekleur: des wy ze Oranje Purperhoeren tytelen.
T w in t i g s t e P i a a t .
De Tulp. De zogenaamde Agaate Wolkbakken zyn door de wydte van haare Ope-
Fig. i,s.ning verfchillende van de Rollen,Tooten en Dadels. Men heeft ’er van vee-
ierley Kleur, en onder dezelveri zyn niet van de minft aanzienlyken, die wy
thans, in navolging van d’A r g e n v i l l e , welk ’er den naam van Tulipem
•*t Franfch aan geeft, de Tulp noemen. Het is afbeelding B, op zyne Dertiende
Plaat, volgens de tweede Uitgaave van zyne Conchyliologie of be-
fchryving der Conchyliën. Men kan van de Kleur, zo in als uitwendig, beter
oordeelen uit de Afbeeldingen Fig, i. en 2 , die elk naar een byzondere
. Hooren van dit flag gemaakt zyn.
Gebla- Die de Zee-Ooren, waar- van verfcheidene reeds in dit Werk vertoond zyn,
derdZee-met deeze van Fig. 3. vergelykt, zal ’e r, in verfcheide opzigten, een groot
Oor. verfchil in vinden. Ik fpreek nu niet van de menigte der Gaatjes o f Gaatjes-
,®’ 3’ wyze verheffingen langs den Rand, waar van het getal veel grooter is , beklopende
tot twintig: noch ook van den omgeflagen Rand aan de eene zyde,
alwaar deeze Schulp zig als afgebroken vertoont, dat echter geenszins plaats
heeft: want de Rand is daar als omgekruld naar boven. Ik heb het Oog
voornaamelyk op die Bladeragtige oneffenheden, welke deeze Schulp zo ongemeen
verfieren, en uit hoofde van welken wyze Gebladerd Zee-Oor heeten.
Nergens vinden wy zodanigen afgetekend o f befchreeven. Van binnen zyn
zy Paarlemoer mét aartige Koperkleurige Vlakken. Deeze zyn uit Ooflindie
afkomftig.
Tyger- Van de Tyger-Doubletten zyn fommigen bleek en geelagtig, anderen, don-
Doublet. kerer en graauwagtig bruin gevlakt. Van de eerften is ’er eene Schulp op
F‘s' * de Agt-en-Twintigfte Plaat in het Tweede Deel vertoond: van de anderen
geeven wy hier de Afbeelding in Fig. 4, uit welke blykt, dat ’er twee bree-j
de Straalen van veel grooter en donkerer Vlakken midden over de Schulp
loopen en in ’t geheel is de Tekening veel duidelyker, dan op de eerflge-
melde Plaat.
Bruine De Aardbey-Doubltt van Fig. 5. munt veel in Tekening en kragt van Kleu-
Aardbey. ren uit boven die van dc Negen-en-Twintigfte Plaat in ’t gedagte Tweede
Fig. 5. Deel van dit Werk: des wy dezelve de Bruine Aardbey noemen, Zy is alhier
van de voorzyde vertoond, zo dat men de famenvoeging der twee Schulpen
ziet, die de Doublet uitmaaken: het welk ’er een zonderling poltuur aan
geeft.