
XIII
& c mo t i U t t y ri i a i / o.
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 45
gens haar Zaagswyze Scharnier, tot de Arken t ’ huis gebragt, daar zy doch
in geftalte ongemeen van verfchillen. Dit zwart geplekt Poffertje op een Afch-
kleurigen grond, is een van de zeldzaamften.
De Kleur van dit Mantel - Doubletfchulpje is zuiver paarfch, daarom ver-Paarfche
dient het ook een plaats onder de iierlyke Doubletten. Die paarfche Mantel, M»”«1-
in Fig. 3. op de derde Plaat van het Tweede Deel, is aanmerkelyk van dee-‘"'S- 5*
ze verfchillende.
D e r t i e n d e P l a a t .
Onder de Conchyliën hebben fommigen haar naam van de Kleur, fom»Malthee-
migen van de Geftalte o f Tekening en fommigen ook van de plaats haa-LjMraj_
rer afkomft. Dit laatfte heeft plaats, ten opzigt van de Doublet, welke inK|ap_
’ t midden van deeze Plaat vertoond wordt. W y hebben te vooren reeds , Tab.xiii.
gelyk op de Zevende en Negende Plaat in ’t Eerfte D e e l, de helften gezien *.%
van Ooftindifche Lazarus • Klappen ; en in dit Vyfde Deel op de Negende '*•
Plaat een fterk getakte Weftindifche, om van andere niet te fpreeken. Die
van Fig. 1 , op deeze, voert den naam van Maltbeefche, om dat _zy van om-
ftreeks het Eiland Maltha, in de Middellandfche Z e e , afkomftig is. De zodanige
zyn aan de paarfchagtige Kleur van de bovenfte of kleinfte en de witte
Kleur van de onderfte helft kenbaar. Voorts komen z y , in veele opzigten,
met de anderen overeen.
Zeer fraay van Kleur en Tekening is het Mantel - Doublé tje van Fig. 2 >Q°“n'?
’t welk deswegen, met regt, den naam mag voeren van bonte Oranje-Mantel.
, Fig- ia
Van de Goudmonden , die men ook Gloeijende Ovens noemt, is wei Goud-
reeds in dit Werk gefproken, doch nergens hadt men nog de afbeelding van Mond.
derzelve Opening, die ’er eigentlyk den naam aan geeft. De Geftalte van V-
de Hoorn is doch een weinig verfchillende van die, welke men op de V e e r tiende
Plaat van ’t Tweede Deel, in de Tweede Figuur vindt afgebeeld, en
de Kleur verfchilt aanmerkelyk.
Reeds gezegd hebbende, wat de Kenmerken van het Geflagt der Purper- Ziyirt
hoorens z yn , moeten wy ten opzigt van deeze flegts in ’t byzonder aanmer-
ken, dat zy deezen naam voeren als een Soortnaam. Men geeft aan de oran-booren-
dariflen ook wel den naam van Purper- en fommigen noemen deeze Brandhoo-^. 4.
rens. Zy zyn op een vuil witten o f geelagtigen Grond donkerbruin of zwart