
I TT 'WuUÜ Tl ‘T1
H O O R E N S . s k S C H U L P E N . 9 5
en Tweede Deel; komen’er ook langwerpige v o o r , die fmaller of dunner Mufiefc
en hooger getopt zyn, hoedanig eene op de Twaalfde Plaat, in ’t Derde
Dee l, vertoond is. Aldaar hebben wy gewag gemaakt van Mufiekhoorens * *
met bruine Banden, als zeer zeldzaam zynde. Zodanig een Bruin Geblindeerde „ * ,
vertoonen wy hier in Fig. x , welker Grondkleur een weinig trekt naar Appel-Fig. i.
bloeflem , zynde met fyne bruine Streepjes gefchakeerd. De groote Band is
eenigszins geelagtig bruin, en van aanzienlyke breedte, ’t welk deeze Hoorn
tot een zeer fraay Stuk maakt.
De Hooren van Fig. 2, hoewel de Geftalte van- de Belhoorens hebbende, en Diklip-
ook fterk geribd- zynde, gelyk die in ’ t Derde Deel Plaat VIII. Fig. 4 , is
afgebeeld; verfchilt van dezelven niet alleen door haare dikke L ip , om wel- Fig. 2.
ke men ze Diklip Belhooren noemt, maar ook door de getandheid van haar
Mond. Zy heeft, van de binnenzyde, aan de Lip aanzienlyke Tanden, o-
vereenkomende met de Ribben. Voorts is zy geplekt met geelagtige Vlakken
op een bleetten Grond. De afkomft is uit Ooftindie.
Fig. 3. vertoont een Hooren, die in Geftalte, en wat de Opening betreft, Geeie
als een middefflag is tusfchen de Purper.-en Kinkhoorens. Ik geef ’er denGianwri
naam van Geele Granaat ■ Appel aan, omze dus van die Gebladerde Purperhoo- JjBI ^
rens, welke men onlangs Granaat-Appel gedoopt heeft.: zie ’t Vierde Deel,
Plaat XXX. Fig. 2 , te onderfcheiden. Men kan z e , wel is waar, niet gebladerd
noemen, doch zy heeft fterk uitpuilende Ribben, oploopende langs den
T o p , die fraay bezet is met ruuwe Knobbeltj.es. De Mond-opening is half
rond en ongetand.
Het Dadeltje van Fig. 4, is niet onaartig, doordien het zynen geelen Rok Biaatm-e
gefprenkeld heeft met' blaauwePlekjes, en deswegen noemt men het, Blaauvje'3^ ^ -
Druppen. Het wordt by RuMPH.ius-dus getyteld;en maakt eene verfcheiden-
heid uit onder de Ooftindifche kleine Dadeltjes, die van veelérley Kleur voor-
komeir.
Gelyk ’er groote Spelcl6W6TksmDtidefö z-yiij zo vindt men ook kleintjes, Spelcfo
waar van dat zeer fraaije, in Fig. 5 , ons een voorbeeld oplevert. Het zelve
isalsSpeldewerks Kant op eerien geelagtigenGrond met bruin doorweven, het-tjes.
welk daar op fraaije Plekjes, en, als men ’ t met een Vergrootglas befchouwt,^. 5-
een zeer aartig Geweefzel maakt , het welk men in: de Tekening, niet heeft
kunnen navolgen. I On
3