
•Mk
p . i v :
&
X X I I I * * *
<&■ C.TTfeUer ad rza.tr.jrpijc.
Cac< K u _oJ c/Lu) e/o o cÉi,a n o .
kander ge-articuleerd. Evenwel ontken ik niet, dat men dit Stuk gevoeglyk
als eene middel-foort, o f als een overgang van de Nautiluflèn tot de Ammons-
Hoorens, kan aanmerken.
Om eenig denkbeeld te geeyen, hoe de Mond-opening zig in deeze vertoond
, heeft men de Coquilje, in Fig. 2, nog eens in ’t klein daar nevens voorgemeld
, zodanig, dat men vlak in de Opening ziet. Dezelve is minder uitgebreid
dan in de gewoone Nautiluflèn; het welk aan deeze een platter gedaante
, meer naar die van eene Noordhollandfche Kaas gelykende , geeft. De
kanten van de Mond-Opening zyn taamelyk dik, en de indrukking, welke het
Perfpeéhef maakt, vertoont zig duidelyk ter wederzyden. Alleenlyk den weer-
-fchyn van ’t Paarlemoer, heeft men in deeze verkleinde Afbeelding niet gebragt.
D r i e - e n - t w i n t i g s t e P l a a t .
De Geflalte van de Hodren, die op ’ t midden van deeze Plaat voorkomt,
toont duidelyk, dat zy tof de Kasketten, Bezoars o f Bakken behoort. Tot de deBak/
eerfte kan zy niet wel t huis gebragt worden, om dat zy geen uitfteekend lpits Tab.
Topje heeft: noch ook niet tot de anderen, niettegenftaande de Zoom of?.^^^***
Rand aan de Mond-opening veel naar die der Bezoarhoorens gelykt. Het aller- F,'s' ■
naafle is , derhalve, dat menze tot de Bakken t’huis brenge, en dus zal zy
behooren tot het Geflagte der Voluuten van L i n nmus , waar in zelfs de Te-
pelbakken, om dat zy een geplooide Spil hebben, behooren. Wy geeven ’e r,
derhalve, den naam aan van Gezoomde Bak. De Oppervlakte is bleek Appel-
bloeflemkleur, overdwars met veele fyne Streepjes gebandeerd.
' ----- - • . — - - marssi ruinen ui ueitaite vry naDy aan deGeoaariA
zogenaamde Pieramieden en Bagyne-Drollen, waar van de Afbeelding op Plaat moerd
S en 6 m het Tweede Deel, en in het Eerfte Deel Plaat 12 , Fig. 1 , duidelyk Tolletje,
is voorgejteld. Men heeft van deeze ook een kleiner Soort, die g e g r a n u l e e r d 2‘
is ; ne Fig 4 , 5 op Plaat 2, in het Tweede Deel. Van deezen aankomen nog
-kleiner Hoorentjesvoor,die glad zyn, welke men in ’t algemeen Tolletjes noemt!
van eene geele o f blaauwagtige Kleur, en deeze Iaaten z ig , zo wel alsdegroote
Bagyne-Drollen, van buiten heerlyk paarlemoeren; waar van Fig. 2 , op deeze
Plaat, een voorbeeld geeft. De Gieren hebben den Rand, zo wel boven als
onder, een weinig uitgefheeden o f gehakkeld.
E 2 De