
P .V I .
(S& & iM ü n yu .a n.o.
E en- e n - T win t i g s t e P l a a t .
Van de Vogel-Doubletten, anders het Gevlerkte Vogeltje genaamd, waar Vlerk,
van eene met Haanekammetjes begroeid in ’t Vyfde Deel, en een zeer onge-°“““ et
meen fluk op de Tweede Plaat van dit Zesde Deel vertoond is, verfchilt hetxxi.
tegenwoordige niet alleen door deGellalte, maar ook en wel inzonderheid % *
door het Scharnier. Dit laatfte, dat in de Vogel-Doubletten , gelyk in de * *
Mosfelen, naauwlyks kenbaar is , dan aan een Groefje, beflaat hier uit vee- 1>S'
le in malkander fluitende Tandjes, even als in de Winkelhaak - Doubletten,
op de X. Plaat in ’t Vierde Deel, en op de Dertiende van dit Deel vertoond.
Het fchynt derhalve dat deeze als eene Verfcheidenheid daar toe behooren :
te meer, om dat de uitwendige Rok ook bruin paarfchagtig is , bedekkende
een Witten, waar onder het Paarlemoer fchuilt. Wy noemen ze Vlerk-Doubletten,
om dat zy naar den Vlerk van een Vogeltje gelyken.' Zeer zeldzaam
2yn ze, en wy vinden ze nergens afgebeeld o f befchreeven. De afkomfl; is
uit Weftindie.
Van de ongemeene verfchillendheid van Kleuren , die in de Hoorens paarfch
heerfcht, welke men Kievits-Eijeren noemt, is op bladz. 55 van het TweedeKievits-
Deel reeds omftandig gefproken. Aldaar werdt, op de Agtfle Pla a t, een pj‘ ^
Bruin Kievits-Ey vertoond: in ’t Vyfde Deel, op de Zeventiende Plaat, gaven
wy de Afbeelding van een Blaauw, en hier vertoont z ig , in Fig. 2 , een
Paarfch Kievits-Ey. Men ziet van ’t zelve de Mond-opening , die zodanig
is , dat ’er de Franfchen den naam van Gondole, een Gondel of Bootje, aan
geeven. Het tegenwoordige verfchilt , behalve zyne aartig gefprenkelde
paarfchvlakkige Kleur op eenen rooden Grond, nog van de meefte anderen,
dewyl het de Schaal veel dikker heeft en den Rand van binnen rood gezoomd.
Een wit Kievits-Ey zullen wy in ’t vervolg afbeelden.
Onder de Kapjes o f Patellen worden zekere aartige Hoorntjes geplaatft ,pahtof-
die men in 't Neerduitfch Pantoffeltjes of Muiltjes noemt, en waar aan men,feitje,
in ’tFranfch, den naam geeft vkn Lepas Chambrê. Op de Elfde Plaat, v a n ^ ‘ 3’
dit Deel, hebben wy in Fig. 5 , ’er een, dat bont is, van buiten, o f van de
bovenzyde, vertoond: het tegenwoordige Fig. 3. is van de binnenzyde afgebeeld,
waar uit'de reden der benaaming blykt. Hier ziet men, naamelyk,
het witte Middelfchot, waar onder het Dier zyn voornaamfte huisvefling
heeft: voorts openbaart zig de krom langwerpige gedaante of figuur van dee-
II. B. R ze