
mC
ac- o u t t ^ i i r j z i a n o .
HO O R E N S en S CHUL P EN. 37
onderfcheiden, worden zy genoemd Geknobbelde en Gebandeerde Argus.
Men ziet hier hoe de Grondkleur eenigermaate Oranjekleurig is , en die der
Banden bruin ros. Z y behoort tot de Trompethoorns ( Buccina).
Onder dat zelfde Geflagt moeten wy het Hoorntje van Fig. 4, betrekken, Bruin ge.
dat niet alleen bruin van Grondkleur, maar nog bovendien Bruin geribd is.ribde.
D ’A kg e n v i l l e heeft een dergelyke, op zyne Zeventiende Plaat, Letter M , 4-
tot de Belhoorens (Tonnes) t’huis gebragt.
- Veeleer fchynt deeze, die men, wegens de diepe infnydingen van haare.snulle
Banden, den naam van Èordes-Trappen geeft, tot het Geflagt der Belhoorens Bordeste
behooren. Van de diepte der Infnydingen kan men oordeelen uit de Tand- Trappen,
jes aan de Lip, die door de uitloopende Banden worden te weeg gebragt. D e ” *’ 5'
Kleur is bleek en die der Banden geelagtig.
V i e r d e P e a a t .
Het onderfcheid tuflchen de Brandariflen en Krulhoorns, van welke laatflen Bonte
’e ro p de Vyf- en Zesentwintigfte Plaat, in ’t Eerfte Deel, afgebeeld z y n , Brandaris.
beftaat vooreerft in de Kleur, welke de Brandariflen zig eenigermaate als ge-Tab.iv.
zengd doet verwonen: ten anderen in de figuur der Takken, die in d e z e l v en*,
niet gekruld zyn. Men vindt ’er, die dezelven fmal en fpits uitloopende hebben,
gelyk in die van de IX. Plaat in ’t Derde Deel, Fig. 2 , welke aldaar een
witte Brandaris genoemd wordt, terwyl die Takken, in deeze van de Afbeelding
Fïg. 1 , breeder uitloopen. De Franfchen noemenze laBrulèe of Rötie,
gelyk uit d’Ai tGEn v i l l l , Plaat XIII Letter F ., blykt. Wegens de witte
en roode Grondkleur noemen wy dit Hoorentje een Bonte Brandaris: want zyne
zwarte Punten verwonen zig o f zy gebrand waren, en fteeken fterk af op
den gedagten Grond.
Sommige Hoorens, die naar de Beddetyken in geftalte eenigermaate gely- Noote
ken, voeren den naam van Noote Moskaaten, gelyk deeze, die bruin roodag-
tig is van Kleur, en niet getakt. Men vindt de meeften geheel bruin, en F‘s’ 2’
fommigen ook wit, die men dan Witte Noote Moskaaten noemt. Wy zullen
één van deeze laatflen, op ’t end van ’t Zesde Deel, op een bruinen Grond
vertoonen.
In het Eerfte Deel, bladz. 4 1 , fpraken wy omftandig van het onderfcheid, Scor-
dat ’er plaats heeft tuflchen de Krabben, Duivelsklaauwen en Podagra-Kreef-pioen,
ten. Van deeze laatflen, die in het Tweede Deel afgebeeld zyn ; zo wel als Fiz- 3-
van de Duizendbeenen , in het Vierde Deel voorkomende, verfchillen de
Scorpioenen, hoedanig eene, zeer aanzienlyke, in de Derde Figuur van deeze
Plaat verfchynt, wiêr Mond-opening, bovendien-, geheel anders gekleurd is ,
dan in de Podagra-Kreeften ; zynde, naamelyk, in dezelven bruin met witte
Streepen, en in deeze Oranjekleurig rood. De lange kromme Staart en Punten
o f Pooten, maaken die benaaming zeer toepaflelyk. Sommigen , echter,
G 2 gee