
voeren dén naam van Jgaate Peeren, waar onder men ’er heeft, die zeer
fchoon van Kleur en Tekening zyn, als ook van ongemeene grootte. Dit is
een kleintje met bruine Vlakken op een witten Grond, die nog bovendien
ftreepswyze verüerd is , gemarmerd, I n ’t vervolg zullen wy van deeze, die
fraaijer gekleurd z yn , vertoonen.
De Hooren van Fig. 7. is zeer ongemeen. In ge Hal te zweemt zy wel naarGegranu-
de Buccina o f Kinkhoorens, doch de naauwe witte Mond-Opening betrektze1' ^
veel eer-tot de Afarfcer ó f Rótshoorens, te meer, dewyl die Opening, aanbrufiJe.
beide zyden, ongemeen lhcrk getand is, De breede kant heeft aldaar meer Hooren?
dan veertien’fch'erpe Ribbetjes, die met de Gitren inwaards loopen, en aan Fig. p.
de Spil zitten Ribben- van een ftroobreed hoog. Ik vind 'er by de Autheu-
ren geen afbeelding van, en-zal ’er derhalve,.om dat de buitenfte Oppervlakte
digt als met Korreltjes bezet is , den naam aan geeven van Gegranuleerde Oran-
je-'btume Hooren.
N e g e n t i e n d e P l a m .
In dé middelde Afbeelding Fig, I van deeze Plaat komt ons een Dadel Geel ge,
te vooren, die niet minder ongemeen is. Ten opzigt van het algemeene “ wde
heeft dezelve een donker groenagrige Grondkleur, met verfcheiderley hguu- X„B-XIX>
ren in ’t zwart daarop , welke haar-vry veel doengelyken naar de Pnnce B e - v .
graafnis-Dadels; maar het byzohdere', dat deezeheeft, is een dnbbeld g e e l^ . r.
Koordje, ’t welk de Dadel byna in ’t midden en zeer verbeven als daarop
léggende, omringt: zo dat wy ze noemen, de geel gekoerde| Dadel.
Onder de Koozekleurige Kapjes, in Fig. 4, 5 , 6: op de Agtfte Plaat voos-Bruin ge-
gefield, komen ’er-voorwan een geheel verfchillende Tekening en Kleur. Dasdmld
is dat van Fig. 2, op deeze Plaat, wel aan den Top Roozekieung, doch v o o r^ J ^
’t overige bruin gefiraald en dus niet minder fraay. . -
Dat Van Fig. 3 , munt uit door de breede roodagtige Straalen, met welken Rooda'gl
het opeen geelagtigen Grond getekend is , zo dat wy. het roodagtig
Kafje tytelfn. N o g ’ meer verfcheidenheden komen ’er van deeze Kapjes»'“ !^
V°Van de verfcheidenheid der Kleuren in de Randpennen reeds gefproken heb-wft'eu’
bende, zo vertoonen wy hier twee bruine Bandpemen, waar van de ligtlte, in 6^elge-
Fig. 4 , met fmalle Bandjes wit gebandeerd is; de donkerde, m Fig. 5 ,, met“ ”““ ^
dèrgelyke fmalle Bandjes geel gebandeerd. Beiden hebben zy het end eenj3and--
weinigShuitagtig omgekromd, en de Mond ziet witagtig. pennen*
Bevoorens meermaalen aangemerkt hebbende, dat er een geheel Geflagtflx. 4,-j.
van Hoorensis, welke men Purperhoorens noemt, waar in de Snippekoppen, JHRjg
Spinnekeppen en Kridhoorens begreepen zyn, zullen wy hier aanmerken, hooreD
dat nogtbans zekere Hoorens in ’t byzonder den naam draagen van Furpzr- fjg, 4.
ivorens. Zv zvn meer geknobbeld dan getakt, het welk haar van de Branda