
38 V E R Z A M E L I N G v a n
geeven, zonder behoorlyke onderfcheiding, ook den naam van Scorpioen aan
de Podagra - Kreeft, en verwarren dezelve met de Krabben.
Gebor- Ongemeen fteekt, op de fraaije Dadel Fig. 4 , de bruine Ro k, waar mede zy
duurde omtoogen -is, boven het vuil witte van den Top en van het andere end uit:
Dadel, Terwyl men ’er, wegens het witte Borduurwerk op den bruinen Grond, met
4' Regt den naam aan geeven mag van geborduurde Dadel. Men ziet dat deeze
veel dikker naar de langte is , dan de meefte andere Dadels. Z y heeft haar
afkomft uit Ooftindie.
V y f de P l a a t :
Triton of Van deeze Hoorens zyn tegenwoordig de kleine zeldzaamer dan de groote;
Trompet-Van ’t kleinfte flag zagen wy ’er op Plaat XVI. van het Tweede Deel van dit
hoorn. Werk, die doch aanmerkelyk.in Kleur verfchilden met de groote Tritons. Die
S É v ' in Fig. i , op deeze Plaat voorkomt, is een middelflag, zeer fraay van Kleur
p[* r. en Tekening, Wy hebben ’er die eens zo lang en eens zo dik zyn. Behal-
' ven deeze Ooftindifche, komen, ’er ook Weftindifche voor, die in Geftalte
merkelyk en in Kleur zeer veel verfchillen.
R ümphius Ipreekt omftandig van de fierlyke marmering die deeze Hooien
uitwendig, zo wel als van den Vuurroeden gloed, dien dezelve van binnen
heeft. Wel fchoon gemaakt zynde, hebben z y , uit- en inwendig, een
glans als. Porfelein. De Mond-opening is wederzyds bruin geftreept. Vee-
len komen aan de Punt wat befchadigd voor: weshalven zy dan omgekeerd
op Voeten gezet worden, om als een foort van Vaazen de Kabinetten van
boven te verfieren.
Offe- Dat Fig. 2 , een foort, van Land-Slak z y , is uit de.Geftalte niet onwaarfchyn-
Oog. ]yk. R umphi us noemtze Slyk-flakken, en zegt dat men die in de Moe-
F'S- "■ raflige grond der Ryftvelden, o f ook in de Slykerige Oevers der Rivieren,
fomtyds wel een Vuift groot zynde, aantreft. De Kleur derzelven is , volgens
hem, bruinagtig groen, met geele ftreepjes doorweven. Hier ziet men,
bovendien, paarfchagtige bandjes overlangs en de Knop is zwartagtig Purperkleur.
Om die reden noemt men ze- OJJe - Oogen.
Koe- Een dergelyke Geftalte doet den naam van Koe-Oog geeven aan de Slak-
Oog. hooren van Fig. 3. , die op de Veertigfte Plaat van ’t Derde Deel van S e b a ,
F‘S- 3* in de Figuuren 3 , 4 , 5 : fchynt afgebeeld tè zyn. Deeze is Vleefchkleurig,
met bruiner Banden van verfchillende breedte, aan den Mond en Top geel-
agtig. De Mond-opening is zeer wyd eri ovaal van Figuur. Men z ie t ’er,
in ’t geel, de gedagte Banden doorblinken. Tegen over het Topje heeft deeze
Hooren een diep induikend Navelgat. Dit allés doet dezelve naar de Polt-
hoorens, die in ’t Eerfte Deel vertoond zyn , gelyken..
Z es