
die naam gemeld. Sommigen hebben de geheele Rug Kaftanje-bruin; in anderen
is dezelve blaauwagtig met witte, geele en roffe Stippeltjes. P it maakt
het verfchil der beide Figuuren uit.
V y e t i ende Pla at .
De middelfte Figuur van deeze Plaat is een zeer fraay Stuk, van aanmerke- wildé
lyke waarde. Men noemt het Wilde Mujiek Hoeren, om dat de Tekening veelHooreD.
naar die der eigentlyke Mufiekhoorens zweemt, doch zeer wild ftaat en onge- T/ib. XV.
regeld, met fommige Nooten buiten de Streepeh, en hier om geeft men ’er *
ook wel den naam aan van Boeren Muftek. Op de Vier-en-twintigfte Plaat van *
het Eerfte Deel is ook zodanig een Hooren, doch aanmerkelyk in Geftalte ver-
fchillende, voorgefteld: alwaar men echter zeer duidelyk de Mond-Opening
ziet , en gelegenheid heeft om de zwaare Plooijen, die ’er aan de Spil zyn, te
befchouwen. Wegens deeze Plooijen worden die Hoorens van LiNNiEüs tot
het Geflagt der Voluut en betrokken. De algemeene Geftalte is als een middelflag
tuffchen de regte Mufiek-Hoorens en de Vefpertiljes o f Varkens-Snuiten. De
bruine Tekening fteekt in deezé fraay a f , op den witagtigen Grond , en de
Top is fierlyk gekroond. De afkomft is uit Ooftindie.
Van de Eihnhouts-Tooten hebben wy meer dan eens gefproken, en ook aan-Wit ge-
gemerkt, dat fommigen derzelven wel bruin van Kleur en eenigermaate als E i-j^ g j^
kenhout geaderd zyn, maar anderen geel en dan verwart menze ligt met de Eiken-
geele Tappen. Zie dien aangaande onze Verklaaring van de Eerfte Plaat van!j?UIS‘
het Derde Deel van dit Werk , alwaar een Geele Tap is afgebeeld, en rnenfl^. '2.
kan deeze Afbeelding met die van de regte Eikehhouts-Toot, op de Vyf-en-
twintigfte Plaat van het V . Deel, vergelyken. Deeze Oranje geele niettemin
voert ook de naam van Eikenhouts, en wegens de witte Banden dien van Wit
gebandeerde Eikenhouts Toot. Haar Top heeft eenige bruine Vlakjes.
Van de Hoorens, die men Kanaritjes noemt, en van den weezentlyken oir-Ge-’
fprong.van derzelver naam, hebben wy in ’t II en III. Deel, bladz. 63 en i°2 ,^°™de'
reeds gefproken. Het H.oorentje, alhier in Fig. 3 verbeeld, zou tot de Loe-Fig, 3."
hoenfe behooren, wegens de Mond-opening, doch de Geftalte betrekt hetzelve
tot de Kanaritjes, en , dewyl R u m ph i i is ’er heeft, welke hy Gebloemde Kanaries
noemt, zal ik hier, uit hoofde van de fraaije Tekening en Kleuren, ook
dien: