
^AnAr. ZHofferJ'cutps.
e1 zyn zy niet of weinig gebandeerd, maar van eene fraay gefchakeerde Tekening;
gelyk dit Tootje, dat op eenen witten Grond met roodagtig Netwerk
bekleéd is, als de Spinnewebs-Tooten, en hier en daar verftrooide Vlakken
heeft, die bruin zyn.
In ’t Derde Deel, op de Eerfle Plaat, Fig. i , zagen wy een regte Gui-jja(]erj,
neefche T o o t , die zeer fraay is , en dus genoemd wordt, om dat zy van Guinee,
de Kuft van Guinee komt. Op de Zesde Plaat, van dat Deel, in Fig. 4 , fche.
is een Bajlcrd-Guineefche afgebeeld, die ook van daar afkomftig is , en n ie t^ ' 5*
zeer veel in Tekening verfchilt van deeze, in Fig. 5 , welke echter de andere
in fraayheid overtreft. De geele Kleur onderfcheidt deeze genoegzaam
van die Weftindifche, hoedanig eene in Fig. 3 , op de Twee-en-Twintigfte
Plaat, vertoond wordt, fchoon deeze Guineefche ook fomtyds als met Letters
befchreeven zyn.
Die zelfde /Imbonfche Wenieltrap , van Fig. 1 , op de naaftvoorgaande Plaat, AmI)0_
is hier in Fig. 6, van de andere zyde vertoont, waar door de Mond-OpeningfcheWen.
zig duidelyk openbaart. teicrap.
FiS- J.
V YF- EN- T WI N T IGS TE P L A A T .
Op de Vyftiende Plaat, in ’t Vierde Deel, zyn afgebeeld twee paarfch-Ereede
agtige of Violette Europifche, een Algerynfche o f Barbaryfche groene, eenblaauwa
geftreepte Weftindifche ofPapoes en eene langwerpige Magellaanfche Mos- Moffel,
fel Doublet. Deeze laatfte van Fig. 4 , verfchilt zeer veel van die geribde
blaauwe Magellaanfche, welke voorkomt op de Dertigfte Plaat van dat D e e l , * , '
en deeze is wederom aanmerkelyk onderfcheiden van die op ’t midden der-mf 1.
tegenwoordige Plaat. Haar breedte is meer dan de helft der langte, zo dat
zy veel gelykt naar de Ham-Doubletten, en wanneer de twee Schulpen met
de platte zyde nevens elkander gelegd worden, zo buigt de Punt van de
eene naar die van de andere to e , daar dezelven in de langwerpige Magellaanfche
van elkander afwyken. De Kleur is fchoon donkerbiaauw met eenig
Purper of Violet gewolkt of bandswys doorweven.
Sommige Hoorens hebben haare naamen van de Geftalte gekreegen, an- Eiken,
deren van andere Eigenfchappen, en eenigen alleenlyk van de Kleur en Te-houts-
kening, gelyk deeze, die men de Eikenbouts-Toot noemt, om dat, behalveToot-
de Kleur, de Streepen, die ’er in ’t ronde om heen loopen, eenigermaatef i f ’ 2’
naar de Aderen in ’t Eikenhout gelyken. Die Bandjes zyn hruin of zwartag-
tig en ffieeken dus zeer af op den bleeken Grond van de Toot. Zy is plat-
agtig van boven en niet hoog gepunt, komende volmaakt met die van R u m-
fhiüs, genaamd Voluta filofa, op de XXXIfte Plaat, Letter V . , overeen.
Did een witten Band hebben, gelyk die op zyne XXXlIJfte Plaat, N. 1 ,
L 3 en