
H O O R E N S e n S C H U L P E N . 13
geele Knobbeltjes voeren, zeer fraay getekend. Dat van Fig. 5. behoort tot
de Viluutjcs, om dat het eenige Plooijen aan de Spil heeft, hier niet zigtbaar.
De Oppervlakte is in fyne Ribbetjes verdeeld, roodagtig met geelé Vlammen.
Zy komen beiden ook uit Ooftindie.
D e r t i e n d e P l a a t .
Schoon de Porfeleinhoorens in Geftalte veel overeenkomft hebben, verfchil- Gebulte
len zy doch in veelerley opzigten. Men heeft ’er die egaal langwerpig ro n d^ jj^
zyn, en dus veel naar een Ey gelyken, gelyk de Witte: men heeft ’er die ron-TAB.'6'*'
der zyn, gelyk de Getygerde Kliphoorens ook wel de Tyger o f Tygerhoorenx fIL” *•
genaamd, waar van de Afbeelding op de Zes-en-twintigfte Plaat, in ’t E e r fte^ ' ‘ ‘
De e l, gegeven is. Onder deeze Getygerde, nu, is wederom en aanmerke-
lyk verfchil. Men vindt ’er die wit en die bruin getygerd zyn, ook wel Ty-
gervelkn genaamd, tot welke Jaatften die van de Afbeelding Fig. 1 , op de tegenwoordige
Plaat, behoort: doch dezelve is van de anderen nog aanmerkelyk
onderfcheiden. door de bultigheid van haare Rug. Ik noemze derhalve Gebulte
Tygerhooren. Haare Grondklèur is groenagtig bruin,-met donkere ronde
Vlakken, die zig als Druppels vertoonen. Zy heeft de Schaal zeer dik en
zwaar.
Indien men een byzonder Geflagt van de Spillen maakte, zo zou de Hooren, Babylon.
die in Fig. 2 voorkomt, buiten twyfel tot dezelven, en niet tot de Pennen tereTo°’
betrekken zyn. Ik weet ook niet dat iemand ze daar toe betrekt, dan die de Fig. 2.
Spillen onder de Pennen (Strombï) rekenen. Gemeenlyk brengt men haar, thans,
met de Spillen, tot het Geflagt der Kinkhoorens ('Buccim) t’huis. Zy verfchilc
van alle anderen door zekere Keep o f Infnyding aan den Mond, die in deeze
Figuur zeer fraay aangeweezen is , en tot een byzonder Kenmerk ftrekt van de
Babylonfc Tootens, welken naam men aan deeze Hooren geeft, om dat haare Spits
zeer lang is eh als uit verfcheiden Tranfen, boven elkander, beftaat; niet wegens
de vierkante zwarte Vlakken, die als Venftertjes zig vertoonen zouden,
gelyk fommigen willen. Wie heeft ons gezegd, dat ’er aan den eigentlyken
Tooren van Babel Venfterenzyn geweeft? Hier zyn de Vlakken bruin: men
vindtze in fommigen ook rood geelagtig, en eenigen van deeze Hoorens zyn
byna geheel zwart.
C 2 Som