
V A N
Geftip.
peld
Boontje,
Fig. 6.
Ryftkor-
reis.
tig- 7‘
Paarle*
raoer-
Schulp.
.Tab.
XVIII.
tig- i.
18 V E R Z A M E L I N G
ter van de gewoone Oorftelpjes, welke wy in I vervolg vertoonen zullen, wat
lcnynt te verfchillen.
Dit Hoorntje, onder het Speculatie-Goed voorkomende, is niet onaartig.
Het heeft de Oppervlakte overlangs geribd, en overdwars met ryen van kleine
zwarte o f bruine Stipjes bezet. De Kleur is blaauwagtig geel. Het behoort
tot de,Volumen, volgens de fchikking van L i n n * u s , om dat het aan den
Spil vier Plooijen heeft, en voert by hem den naarn van Valuta Faba, dat is.
Boontje o f Geftippeld Boontje.
Tot de kleine Porfelein - Hoorens behoort ook het Hoorentje van Fig. 7 ,
’t welke men Ryfihrrek noemt, om dat het op de Oppervlakte geheel bezet is
met uitpuilende Korreltjes, die geelagtig zyn op eenen. witten Grond. Het
Hoorentje van Fig. t , op de voorgaande Plaat, dat bruin is met witte pukkeltjes,
wordt ook wel tot de Ryflkorrels betrokken: maar de eigentlyke, als
deeze, hebben langs de Rug een diepe Groef, en de Mond is niet alleen met
Tandjes, gelyk in de anderen, maar ook overdwars geribd j welke Ribben,
daar de Korreltjes op liaan, in de Rug verdwynen. Ook loopt de Sleuf der
Mond-opening aan beide Enden zeer wyd uit, en vertoont zig als een gaapen-
de Bek, gelyk de Afbeelding zeer duidelyk. voorltelc.
A g t h e n d e P l a a t ..
Op de Vyfentwintigfte Plaat van het Tweede Deel zyn echte Paarlfchul.
pen, zo Ooft' als Weft-Indifche, vertoond: op deeze komt, in Fig. 1 , een
Paarlemoer-Schulp voor. De buitenfte zyde van dezelve is ruuw, en beftaat
uit over elkander leggende Schubswyze Plaatjes , vuil graauw van kleur,
even als dit in de Paarl-Oefters plaats heeft, doch die hebben het Paarlemoer
veel dunner, terwyl men het in deeze zo dik aantreft, dat ’er Pennetjes,
Vorkjes en andere Snuifteryen van gemaakt kunnen worden. Ook
vallen deeze Schulpen wel een voet over ’t kruis. In zodanigen, die
R um ? h i i ïs Ambonfe Tafelborden noemt, vindt men, zo hy aanmerktj
ges-.