
Glinsterende Ojevaarsbeh.
Hoogduit sch. Glänzender Storchschnabel.
Engelseh. Shining Crane’s-bill.
Bloeit Mei, Junij 0 .
M o k a d e l p h i a . D e c a n d r i a . Eenbroederigen. Tienhelmigen.
Na tuurl. Ord. volgens l i k n . XIV. Gruinales. Geranïa ju s s . Geraniaceae DC.
G e s l a c h t s -k e ï ïm e r k e ïc . Calyx 5-phylIus. De kelk 5-bIadig. Gorolla 5-petala. De bloemkroon 5 -
bladig. Glandulae 5 melliferae basi longiorum filamentorum adnatae. Vijf, aan den voet der langste
meeldraadjes vastgegroeide, honigdragonde kliertjes. Arilli 5 , 1 -spermi, aristati, ad basin recepta-
culi rostrati. V g f, éénzadige genaaide zaadrokken aan don voet van eenen gesnavelden vrucht-
bodem. Pedunculi saepius 2-flori. Meestal 2-bloemige bloemstelen.
SooRTELiJKE keetmerkeit. Pedunculis 2-floris. Tweebloemige bloemstelen, Foliis 5-lobis, rotun-
datis. Vijflobbige rondachtige bladen. Calycibus transverse corrugalis. De kelkjes overdwars gerimpeld.
Dezelve is eene in het oogvallend schoone, g ezellig e, d. i in zekere menigte h ij elkander
groe je n d e , en door min o f meer glinsterende, en voor een gedeelte aan derzelver
onderzijde, even als het onderste eind van de s ten g , roodkleurige hladen, a ,
zeer onze aandacht tot zich trekkende p la n t; vooral in haren bloe itijd, — wanneer
de zachte, aangename kleur der bloemen het alles bijzonder opluistert. — V a n
naderbij bezien ontdekt men aan de lig t brekende, onbehaarde en gladde steng , met
tegenovergestelde 5-lobbige bladen, eenige okselstandige, 2-bloemige bloemstelen, en
aan den voet van deze, even als onder elke verdeeïing van de steng, twee kle in e ,
roodachtige steunblaadjes, b. — De bloempjes, bij c een toeinig vergroot, z ijn in
eenen 5-bladigen, dwars gerimpelden k e lk , d , besloten, en laten wanneer men dezelve
ontleedt gewoonlijk 1 0 , door vliezige blaadjes, e , omgeven, en daardoor bun-
delsgewijze vereenigde meeldraadjes, benevens 5 , rondom een kolommetje geplaatste ,
en daarmede verbonden stampertjes^ f, zien. Welke wanneer het onder daaraan vastgehechte
zaad, g , r ijp i s , los worden en opspringen zoo als dit bij \\ a f geheeld staat.
Figuur i is van een der bloemblaadjes, afzonderlijk.
G r o e i p l a a t s . Zg komt in ons land zeldzaam voor, en schijnt behalve ter plaatse waar de Hoog-
leeraar v a x h a l l , de Heer j . w t t e w a a l , en ik zelf haar vonden, op nog geene andere aangetroffen
te zijn. — Eerstgenoemde ontmoette haar tusschen Breukelen en de Nieuwer sluis, — de
Hr. j . w t t e w a a l heeft haar omtrent Twello, bij Deventer, gevonden , en zelf zag ik haar in het
overbosch van de Plaats Dennenburg (*) , bij Driebergen; voor het eerst in den voorzomer van
1 8 3 5 , en nu in het verleden jaar 1843 weêr.
H u i s h o u d e l i j k g e b r u i k . Het vee weigert de plant, liptr. Pan Suec„
(*) Bij eene vroegere gelegenheid verkeerdelijk Maarssenbroek genoemd.