
Gerlekte Doovenetel.
Hoogduitsvh. Gevlekle Taubnessel.
Engelsch. Spotted Dead-nettle.
Bloeit. Jung—Augustus. %.
Didynamia Gymnospermia. Tweemagligen Naaktzadigen.
Natuur l. Orde volg. linnaeus XLII. Verticillatae. Labiatae juss.
Geslachts-kenmerken. Calyx tubuloso-campanulatus, dentibus 5 subaequalibus vel superioribus
longioribus, apico subulatis. Corolla tubo incluso vel saepius exserto, inlus nudo vel piloso; limbo
2 -labiato: labium superius subfomicatum vel galeatum, faux dilatata; lobi laterales appendicula denti-
formi aucti vel mutici, medius latus eraarginatus. Stylus breviter bifidus. — De kelk pgpachtig-
klokvormig, met 5 elsvormig-gepunte, nagenoeg even groote tandjes, of de bovenste een weinig
langer. De bloemkroon met hare buis ingesloten, of uitspringende, en van binnen of naakt of met
een kransje van haartjes; de boord twee-lippig: de bovenlip bijkans gewelfd of helmvormig, de keel
verwijderd; de zij-Iobben met een tandvormig aanhangseltje, of gaafrandig; de middelste lob breed
en uilgesneden; het stijltje kort-tweespletig, i.
Soortelijke kenmerken. Foliis ovatis cordatis rugosis pubescentibus, dentibus calycinis subulatis,
corollae tubo amplo intus piloso-annulato, fauce d ilatata, galea oblonga, lobis lateralibus dente subu-
lato appendiculatis, antheris hirsutis. Eirond-hartvormige, gerimpelde, zachtharige bladen, de keiko
p p e n elsvormig, a. De bloemkroon, b , met eene wijde, van binnen, c , met een haar-ringje bekleedde
b u is , en met wijd-geopende k e e l; de helm , d , langwerpig, met een elsvormig tan d je , e ,
dragende zijlobben , en de meelknopjes , ƒ , behaard.
De witte vlakjes op de bladen z ijn niet a ltijd aanwezige en volgens sommigen met het
ouderworden van de p la n t verdwijnende. (Poiret , Hist. des Plant, de 1’Eur. T. IV. p . 461.
de geer, Plant, indig. Spicel. alter. p. 34).
Fig u u r g stelt een der driekantige wiggevormige gladde zaden voor, en let men
naauwkeurig op de binnen de bloembuis zich bevindende ha a rtje s, c , hoedanig e ook
boven in het helmpje voorkomen, f , dan schijnen dezelve, door Hem die ook de bloemen
des velds ve rzo rg t, als kussentjes daargesteld te z i j n , om d it gedeelte der bloem
tegen het drukken der meeldraadjes te beveiligen.
In Duitschland is dezelve ook met witte bloemen gevonden geworden.
Groeiplaatsen. Zij groeit in menigte in het Spoel bij Kuilenburg, beneden aan dyken om ÏVer-
kendani, en op onderscheidene plaatsen in de omstreken van Nijmegen. De Hoogleeraar bergsma
vond haar bij Arnhem, en door den Hoogleeraar van hall is zij ook bij Utrecht gezien geworden.
Huishoudelijk gebruik. De bijen azen sterk op deze plant, mattusghka.
(*) Lamium vulgatum et. floribus rubris B*rtb.