
PULMONARIA OFFICINAL1S.
Gewoon L o n g e n k r u id .
Bijnamen. Wrangekruid, Wolven-Laa.
Hoogduitsch. Gemeines Lungenkraut. Gemeine Lungenblume.
Engelsch. Common Lungwort.
Bloeit in Mei '^C.
Pentandria. Mottogynia. Vijfhelmigen. Eenslijligen.
Xaluurl. Rang volg. L ira . X II. Asper ifoUae. Scherpldadigen. Boragineae Jdss. DC.
Geslachts- kenherken. Calyx prismalico-pentagonus, 5-dcntatus. De kelk kantzuilVormig-vijftoe-
kiff en 5-tandig. Corolla infundibuliförmis, lubo cyUndnco calyce longiorc, fauce pervia, hmbi lobl»
r„ b tü s is . DeSbloemkroon trechtervormig, met eene rol-ronde buis, d,e langer is dan de kelk; do
keel naakt; de boord met 5 stompe lobben. Stigma obtusnm, emarginatum. De stempel stomp en
uitgerand. Semina 4 obtusa, subrotundala. Vier stompe, eenigzms rondachtige zaden.
Soortelijke m m n Foliis radicalibus orato-cordatis scabris. Eirond-hartvormigo, ruwe, wor-
telbladen.U
it den tamelijk dikken, vezelige«, wortel groeit eerst de zwakker o f eterker gebog
en , m in o f meer hoekige, even a h de overige groene deelen der p la n t, met priem-
vormige haartjes bedekte, bloemdragende steng: met hare ongesteelde, eirond-lancet-
vo rm £ e , gaaflandige, puntige, bijna half-steng-omvattende, en een,gzins daarlangs
necrloopcnde bladen. Naderhand, na den bloeitijd, komen eemge bladen onmiddehjk
G e w L ? J j k % l : i T u a d t s i e r l i j k wit gevlekt, en 1 bloemen eerst roodachtig doch
vervolgens iiolet-blaauw van kleur; somtijds echter z ijn deze wit,- o f wordt de p la n t
ook wel met ongevlekte bladen aangetroffen (P. officinabs (3 en y h. ) . *1
B ij vergroeiing worden op den van buiten sterk behaarden k e lk , a , verscheiden zwarte
stiviFs gezien, b ; - opent men denzelven, g elijk b i j v aangeloond e s , dan vindt
m m e rShet vruchtbeginsel, met het eenvoudige en overblijvende s tijltje , en den u itb
a n d e n stempel, A, in : even a h men in de geopende bloemkroon, e de inplanting
f a„ de v i j f Meeldraadjes z ie t; welke zich in de zelfstandigheid van de buis verhez
e n , en waaraan zich eironde gesleufde helmknopjes, f , bevinden.
Dal de keel van de bloemkroon , - bij g van buiten op dezelve aangeduid, - van
binnen zacht behaard i s , wordt door h aangetoond; fig . ;. stelt de 4 vrije zaden
voor, vóórdat die nog r ijp z i jn , en k. ee» enkel geheel r ijp zaad. Meestal echter
komen slechts 2 o f 3 van de zaden tot hunne volkomenheid.
Groeiplaatsen. Volgens de gorter {Flora Belg. p. 48.) zou men veronderstellen dat deze plant
vr^ algemeen voorkom?, doch dezelve 'groeit slechts hier en daar in de bosschen maar dan ook ,n
sommige zeer overvloedig: zoo als omtrent Weidum, Dronmjp en Komjum m Vriesland, in de
Z T e n v a n R a a l le J ; bij Thiel en B u ren ; omstreeks B a a rn ; op D oornenburg en onder de
hoornen in de Timmermans-Laan bij Maarssen; op Ilulkestem b,j A rn h em ; ook bij Leijden,
alsmede op het eiland fValclieren, doch aldaar slechts zeldzaam.
Geneeskracht. Thans niet in gebruik; maar wegens hare zamenlrekkende en wondheelende kracht
gebruikte men dezelve weleer in bloedspuwing.
Huishoudelijk gebruik. De bladen worden in Engeland en M ^ t ^ / ^ e d ^ v l h l i a i r
salade gebruikt. Mattuscuka. Gmelin heeft in Rusland bevonden, dat de plant >/7 gedeelte van haar
gewigtaan asch oplevert. Houttuyh. De bladen worden door schapen en geiten, ook somwijlen door
runderen gegeten; maar ook somwijlen geweigerd. Liiïn. Pcin oiiec*