
Gele Wouw.
Hoogduitsch. wilde Resede. Gelber Wau. Harnkraut. Spanisohe Raute.
Engelsch. Wild Mignonette.
Bloeit July en Augustus. 0
dodegandria trigynia. Twaalfhelmigen Driestjjligcn.
Natuurl. Ord, volg. decandolle , Resedaceae.
Geslachts-kenmerken. Calyx 4-5-6-partitus, persistens. Petala totidem, laciniis calycis alterna,
«n^uiculo squamaeformi praedita, inaequalia. Stamina 1 2 -2 4 , carpophorq inserta. Capsula 8 -6 -
gona , apice aperta, polysperma. De kelk , a , 4 -5 -6 -d e e lig , o verblijvende. Even zoo vele, met de
kelkslippen afwisselende, ongelijkvormige bloembladen, b , met een schubbevormig nageltje, c.
Twaalf tot 2 4 , op een vruchtbed, e , ingeplanle meeldraadjes, De zaaddoos 3 -6-hoekig, van
boven geopend , veelzadig, d.
Soortelijke kenmerkei*. Foliis pinnalifidis undulatis, superioribus 0-fidis, calycibus 6 -partitis,
fructibus oblongis 3-angularibus, truncatis. Vindeelige golvende bladen, de bovenste 3-spletig,
zesdeelige k elken; de vrucbldoosjes langwerpig, driekantig, geknot.
Be bladen z ijn gedeeltelijk eenvoudig, maar meerendeels, vooral de bovenste, twee- o f drie-
slip p ig ; de blaadjes van den kelk nu eens 4 dan weer 6 in g e ta l, en de helmdraadjes
gewoonlijk meer dan 1 2 , en ze lfs to t 30.
Door f wordt het vruchtbeginsel aangewezen; door g een der zaden. De door c aangeduide
schubjes z ijn even zoo vele honigbakjes (Nectaria).
Groeiplaatsen. Om Arn h em , bij Nijmegen, te H a ttem, in de duinen bij Haarlem, in het
Haagsche Bosch, te Oosterhout in de Betuwe, en aan dijken bij Amsterdam: van hall, Flora
Belg. Sept* Zelf vond ik dezelve hier en daar aan de Lek en de W a a l, bij Fia n en> en op de
waarden tusscben Tiel en Bommel, alsmede in de duinen onder V e lz en , in menigte.