
F i s s i d e n s .
Natuurl. Ord. volgens limaeüs LVI. Musei. Musci juss. Musci frondosi hedw.
Tribus IV. Dicraneae: Gapsula terminalis vel lateralis, emersa, oblonga vel subovata, saepius
erecta. De zaaddoos eindelingsch o f zijdelingsch, uitspringende, langwerpig, o f bijkans eiro n d ,
meestal regtstandig. Peristoma simplex: dentes 16 bifidi vel per pares approximati. De binnenmond
enkeld; uit 16-tweespletige, o f bij paren elkander naderende tandjes bestaande. Caules erecti, vulgo
in caespites congesti. De stengen regtstandig, gewoonlijk in zoden vereenigd.
Geslachts-kenmerken. Capsula oblonga vel subovata. De zaaddoos langwerpig of bijna eirond.
Peristoma simplex, dentibus 16, latiusculis, ad medium usque bifidis, cruribus subdivergenti-
bus. De bïnnenmond eenvoudig, met 1 6 , eenigzins breede, b, tot bet midden tweespletige
tanden, waarvan de slippen eenigzins uiteenwijken, c.
1. F. adiantoïdes hedw. (*): Caule erecto simplici subramosoque, foliis 10—20-jugis imbricato-
disticbis scalpelliformibus serrulatis. De steng regtstandig, enkelvoudig, of min of meer getakt;
met 10—20 paar over elkander liggend-tweerijige, scalpelvormige en fijngezaagde bladen. Seta late-
rali. De vrucbtsteel zijdelingscb, d. Sporangio ovatp obliquo. De zaaddoos eirond, schuinsch, n.
Operculo longirostro. Het dekseltje lang gesnaveld, e.
2. F. taxifolius hedw. ( f) : Caule simplicissimo suberecto, foliis sub-15-jugis, disticbis, oblongo-
lanceolatis acuminatis apice tenuissime denticulatis. De steng enkelvoudig, met ongeveer 15 paar
tweerijige, langwerpig-lancetvormige, toegespitste en aan den top fijn-zaagtandige bladen. Seta subra-
dicali. De vrucbtsteel bijna wortelstandig, f Sporangio oblongo subnutante. De zaaddoos langwerpig
, eenigzins knikkende, g. Operculo rostrato. Het dekseltje gesnaveld, h.
3. F. bryoïdes hedw. (§): Caule subdeclinato simplicissimo, foliis sub-10-jugis, alterne disticbis
scalpelliformibus patentibus apice integris acutissimis. De steng eenigzins nedergebogen, geheel onverdeeld,
met ongeveer 10 paar overhoekscb-tweerijige, scalpel vormige, openstaande, sterk gespitste,
aan den top gaafrandige bladen. Sporangio terminali, oblongo erecto. De zaaddoos eindelingsch,
langwerpig, regtstandig, i. Operculo conico incurvo. Het dekseltje kegel vormig, gekromd, ƒ
Groeiplaats. De eerste en de derde der bier afgebeelde soorten zijn, in vergelijking van de tweede,
onder onze meer zeldzame Mossen te tellen. — N°. 1. wordt in bet haagsche Bosch, bij Voorschoten,
het haagsche Schouw en bij Wassenaar gevonden, ook bier en daar op Zuid-Beveland, en
overvloedig in de Achttienhovensche Veenen bij Utrecht. N°. 2. groeit op vele plaatsen door bijna
het ganscbe lan d , doch N°. 3 , alhoewel op Zuid-Beveland in het geheel niet zeldzaam, is to t nu
toe slechts op enkele plaatsen bij den Haag, Leiden, Groningen en Utrecht gevonden geworden.
(*) Htjpnum adiantoïdes L. Fijngezaagd Vedermos.
(+) Hypnum taxifolium L. Taxusbladig Vedermos.
(§) Hypnum bryoïdes L. Klein Vedermos.