
LICHEN PARIETINUS.
Geel Sc/iildmos.
Bijnaam. Muur-Schurftmos.
Hoogduitsch. Wand-Lappenflechte. Gelbe Steinflechte,, Golde Schuppenflechte. Goldgelbe Blatter-
flechte. Gemeine; gelbe Baumkrätze. Plunkenfleehle, Wand-Schildflechte.
Engelsch. Yellow Wall-Lichen.
Blofiik Winter en Zomer door.
Cryptogamia. Bedeklbloeijenden.
Natuurl. Ord. volg. linn. LIX. Mchenes. Korstmossen.
Einnaeus, die het zeer groot aantal der Bedëktbloeijende gewassen in Teel minder afdeelingen en
onderafdelingen gesplitst heeft, dan na hem geschied is, telde onder den geslachtelijken naam van
Mc hen eeoe menigte van planten, welke: thans geheel andere namen dragen, en zoo> heeft de hier
afgebeelde dien van Parmelia parietina ontvangen, en vindt men haar nu beschreven als volgt:
Geslachts- kenmerken. Apolhecia sGutelliformia, orbicularia, thallidino horizontaliler adnala
margine thallo concolore.
De schildjes, a , s ch ijf vormig, cirkelrond, met de s ch ijf horizontaal aan het lo o f,
b , vast gehecht, met loofachtigen gelijk kleurig en rand. Discus primo conniventi-
clausus. De s c h ijf eerst toebuig end-gesloten, c. Thallus e centro horizontaliler expansus
foliaceus aüt crustaceus ambitu squamuloso effiguratus. Het loof u it het midden horizontaal
uitgroeiende, bladachtig o f ook korstachtig en aan den omtrek als met
schubjes, uitgewerkt.
Soortelijke kenmerken. Thallo foliaceo squamuïosove imbricato membranaceo sublobato luteo
subtus paUidiore obsolete fibrillöso. Het loof bladaehtid of schubacbtig overeenliggend, vliezig een
weinig gelobd, geel van k leu r, aan de onderzijde bleeker, flaauw-vezelig. Apotheciis elevato-mar-
ginatis inlegerrimis, disco luteo. De schildjes met verheven gaven ran d , d. en gele schijf e.
D it Mos verschilt zoo in vorm als ten opzigte van deszelfs kleur zeer aanmerkelijk
naarmate van de plaatsen waar het g ro e it, van luchtsgesteldheid en van andere
invloeden. Het loof is h ie r , zoo, als bij b te zien is , bladachtig en een weinig
g?lobd. Het p la n t z ich op tweederlei wijze voort: door Zaadkiemnjes (Sporulae),
welke binnen in de zelfstandigheid der schildjes besloten lig g en , en door vermeerdering
der cellen van het loof.
Groeiplaatsen. Op de schors van bijna alle oude boomen, aan oude schuttingen en muren en
op pannendaken,. *
Geneesk. gebruik. Onder de Artsen van vroegere tijden hebben sommige zich van enkele andere
Kortmossen bediend, maar of zij ook reeds van deze soort gebruik gemaakt hebben ligt in het
onzekere. De ontdekking dat deze, in den herfst ingezameld, goed gezuiverd en tot poeder gemaakt,
in alle gevallen aangewend kan worden waarin de Kinabast van dienst is, heeft men aan
g. c. Mv sander , Med. Doet. te Nordhausen., in bet Saxische, te danken. Niet alleen echter lezen wij
f de Verhandeling van sander (* ), dat bet voornamelijk ter genezing van anderendaagsche koortsen
zeer dikwijls met het beste gevolg gebezigd geworden is, maar onder anderen vinden wij dit ook bn
richter, in zijne Spec. Therapie, Bd. X. p. 321. J
Huishoudelijk gebruik. Dezelve kan in de verwereijen eene fraaije gele kleur verschaffen en wordt
door de geiten begeerig aangenomen.
(* ) B ie Wandflechte ein A r tzn e ymitte l, Sondershaugcn-1815.