
SCIRPUS L A C U S T R I S .
Matte-Biet,
Bijnaam. Stoelbies.
Hoogduitsch. See-Binse. Pferdebinse. Seesende.
Engelsch. Bull-Rush.
Bloeit Julg en Augustus %.
Trias dria. Monogynia. Driehelmigen. Eenstijligen.
Natuurl. Ord. volg. linn. III. Calamariae. Biesachtigen. Cyperoideae juss.
Scirpeae lestib., kunth.
Geslachts- kenmerken. Glumae in spicam undique imbricatae, paleaceae. Stoppelige, rondom in
eene aar over elkander liggende kafblaadjes. Corolla o. Geene bloemkroon. Stylus filiformis im-
berbis deciduus. Het stijltje draad vormig, ongebaard en afvallende. Semon triquetrum, pilis cinctum.
Het zaad driekantig en van haartjes omgeven.
Soortelijke kenmerkei?. Culmo tere ti, vaginis supremis in folium breve desinentibus. Be halm
rolrond , met de bovenste scheeden in een kort blaadje eindigende. Cyma terminali decomposita, in
volucro 2-4-phyIlo sufïulta. Een eindelingsehe tweewerf-vérdeelde, door een 2-4-bladig omwindsel
gesteunde bijscberm. Spiculis ovatis g lab n s, slylo 3-fido. Eironde onbebaarde bloempakjes en een.
3'SpJ'etig stijltje.
De gemeenlijk 5 tot 8 en meer voeten hoog groeijende, rolronde, gladde en gestreepte,
stengen z ijn aan derzeloer benedeneinde, vooral waar z i j u it den d ik k en , b u ltig en en
kruipenden wortel komen, met bruinachtig-purper kleurige, vlie zig e , scheeden omgeven
i welke, allengskens meer en meer losgescheurd wordende, a , eindelijk grootendeels
wegvallen; alleen de bovenste scheeden gaan in een kort bladvormig verlengsel over, —
doch somtijds ontwikkelt zich daar ook wet een volkomen blad, b.
De bloempakjes stellen op eenigzins ruwe steeltjes geplaatst, zoo als d it bij c sterk
vergroot voor gesteld i s , gezamenlijk een en eindelingschen By scherm d a a r, en bestaan
u it over elkander liggende schubachtige blaadjes, waaronder zich de 3 meeldraadjes,
benevens het — hier afzonderlijk a f geheelde — vruchtbeginsel, met het 3-spletige s tij ltj e ,
bevinden, d. e. Om het .vruchtje, dat men veel vergroot bij f in deszelfs rijpheid
z ie t, z ijn 6 horsteloormige, benedenwaarts ruwe haartjes ingeplant, g.
Groeiplaatsen. Aan de oevers van rivieren en van meren, in de kanten van vgvers en vaarten
en in sommige moerassen, alsmede aan veenpiassen; door het goheele land. Onder anderen zeer
veel in het hier van daan zoo genoemde Biesbosch boven Dordrecht, aan het Haarlemmermeer, aan
de rivier het Spaarne, aan den A n i s t e l ook in menigte aan slootkanten op laag land aan de
L e k , bij lia n e n .
Huishoudelijk gebruik. Geeft in ons vaderland, vooral in Overijssel, aan vele huisgezinnen, een
goed bestaan, door daarvan vloermatten te maken, en dient voor de stoelenmakers algemeen, om er
de zittingen van te maken. In andere landen bedient men er zich van tot het vervaardigen van
dekmatten, vischkorven, vulsel van pakzadels, en hel dekken van woningen. Den stukadoors dient
het in plaats van stroo, en voor de kuipers om de reten der vaten te vullen. Ook kan men er
papier van maken, en het binnenste tot lamp- en kaarspillen gebruiken.
Voor het vee kan het lot voeder en ter onderstrooijing verstrekken.