
Gewoon Takmos.
Engelsch. Leafy Ash Licheu.
Groeit Winter en.Zomer.
! Mv
Cryptogamia. Bedektbloeijenden.
Natuurl. Ord. volg. linn. en anderen na h em , Lichenes, Korstmossen; maar
volgens de laatste aldus nader bepaald:
Tribus I. Gymnocarpi: Apothecia demum ap e rta , discifera. Onderafdeeling I. Met onbedekte
vruchten : De schildjes ten laatste geopend, schijfvormig.
A. Thallus caulescens, erectus aut pendulus. Het loof stengvormend, meer of min opgerigt of neerhangende.
Apothecia aperta marginata. De schildjes geopend en met eenen rand.
Geslachts- kenmerken. Apothecia orbiculata, scutelliformia , aequaliter marginata, utrinque sparsa.
De schildjes cirkelrond, schotelvormig, effen-randig, aan beide zijden verspreid. Discus apertus. De
schijf open. Thallus primitus erectus, undique similaris et concolor. Hel loof van het begin af aan
opgerigt, aan beide zijden van gelijksoortigen vorm en van gelijke kleur. Discus Thallo subconcolor.
De schijf van bijna dezelfde kleur als het loof.
Soortelijke kenmerken. Thallo subfoliaceo gelatinoso cartilagineo rigescente lacunoso glauco. Het
loof eenigzins bladachtig, geleiachtig, kraakbeenachtig en min of meer stijf, holachtig cn zeegroen-
achtig-blaauw van kleur. Apotheciis ppdicellatis elevalo-marginatis. De schildjes eenigzins gesleeld
en met verheven rand. Disco plano pallido. De schqf vlak en bleek.
Dezelve komt voornamelijk onder de hier voorgestelde vormen, 1 en 2 , voor, welke
men als bestendige Verscheidenheden beschouwen kan $ waarvan de eerste, als eene
afzonderlijke soort, door linnaeus Lichen fraxineus genaamd werd, te rwijl diens Lichen
calicaris een derde vorm i s , die nagenoeg tusschen 1 en 2 het midden houdt. Doch
alle drie vertoonen, elk op zich zelven, nog weer menigerlei afwijkingen; blijvende
evenwel de stand van 1 a ltijd afstaand-neêrhande, maar die van 2 meer opgerigt.
Een gedeelte van een meer van de vochtigheid u it den dampkring doortrokken, en bijkans
g a a fra n d ig, a , exemplaar van de eerste varië teit, waarvan, als in figuur 1,
de randen ongelijk ingesneden z i jn , b , z iet men bij 3. Ee r dér schildjes, zoo als
die op een meer o f minder duidelijk steeltje z itt e n , wordt aldaar bij c aangeduid,
en bij d z iet men een ander van beneden tegen des zelfs onderzijde.
Het voetstuk van No. 1 is meer dan h a lf losgemaakt voor geste ld, e , om de aanhechtin
g heter te zien.
Groeiplaats. Bijna aan alle boomstammen, doch inzonderheid aan oude Populieren en TVilyen;
maar ook aan oude planken schuttingen en op palen.
Huishoudelijk gebruik. Is er niet van bekend; tenzij dat men er weüigl in de venverijen gebruik
van maken kan.