
Ruwzadig Paarlkruid.
ßijnaam. Wild Steenzaad. Wild Paarlkruid,
Hoogd. Acker Steinsamen. Schwarzer Steinhirse. Baurenschminke. Rothe Ochsenzunge.
Fransch. Gremil des champs.
Engelsch. Bastard Gromwell. Corn Gromwell. Bastard Alkanet.
Bloeit Mei, Junij. 0 .
Natuurl. Ord. volgens linnaeus X L I , Asperifoliae. Boragi/neae Jüss.
P entandria. Monogynia. Vijfhelmigen, Eenstijligen.
Geslachts-KENMERKEN, Calyx 5-partitus, persistens. De kelk 5-deelig, blijvende, Corolla infundi-
buliformis, limbo 5-fido, fauce perforata, vel fornicibus pilosis instructa. De bloemkroon, a, trechtervormig,
met 5-deeligen boord, en de keel naakt, of met behaarde klepjes. Semina 4 , ovata, b ,
fimdo calycis affixa, c , ossea. Vier eirondachtige, op den bodem van den kelk vastzittende, beenachtige
zaden , b , c.
Soortelijke kenmerken. Caule herbaceo, erecto, ramosö. De steng kruidachtig, regtstandig, getakt.
Foliis lanceolatis, hirtis, subciliatis. Lancetvormige, ruwe, eenigzins gewimperde bladen, Se-
minibus rugosis, tuberculosis, b. De zaden gerimpeld, knobbelig, b.
De steng is o f dadelijk meer o f minder getakt, o f eenvoudig, en dan slechts van boven in takjes
verdeeld. — De bladen zijn ruig , stijf harig, lancetvormig, ongesteeld, aan den voet smaUer
wordende , nagenoeg aderloos, aan den top een weinig toegespitst. De eindelings geplaatste
bloempjes zijn een weinig korter dan de kelkjes, d ; welke het stijltje met de vruchtbeginsels
bevatten, e , terwijl de meeldraadjes in de buis van de bloemkroon vastgehecht zitten, f , en
aldaar met derzélver stampertje op eenen paars o f violet-blaauw gekleurden ring, g , rusten.
G roeiplaats. Voornamelijk op klei- en kleiachtige bouwlanden, vrij algemeen door het geheele
land; vooral in Gelderland, in het Sticht van Utrecht, in Vriesland en Groningen, doch zeldzaam
in Zeeland.
Gerruik. Het roode sap van den wortel wordt in Zweden als blanketsel gebruikt. Linnaeus , Flor.
Suec. — Door deszelfs wortels zich sterk vermenigvuldigende, is het door beckmann onder de onkruiden
geteld geworden. —- Jong zijnde wordt het door schapen en geiten gegeten; anders worden de
bloempjes druk door de bijen, en ook door den gewonen wittten Vlinder bezocht.