
Edel Duizendblad.
Hoogduitseh. Edle Schaafgarbe.
Bloeit Augustus, September.
----------— —
syïigehesia superflua. Overbodig-Zaamhelmigen.
Natuurl. Ord. volgens linn. XLIX. Compositae. Corymbiferae juss. Synanthereae ricii.
Geslachts-kenmerken. Involucrum ovatum, imbricatum. Het omwindsel eirond, over elkander
liggend. Flores radiati. De bloemen gestraald. Receptaculum planum, angustum, paleaceum. De
vruchtbodèm vlak , smal, stoppelig.
Soortelijke kenmerken.- Foliis caulinis bipinnatifidis, laciniis linearibus subdentatis, racki alala
dentata; radicalibus triplicato-pinnatiüdis. T wee werf- vindèelige slengbladen, met lijnvormige, min
of meer getande slippen, en gevleugelde en getande rist; dewortelbladendriewerf-vindeelig. Corymbo
composito, fastigiato. De bloemtuil zamengesteld, nagenoeg van gelijke hoogte.
V a n het gewoon Duizendblad (Achillea Millefolium), waarmede z i j anders u ite r lijk veel
overeenkomst h e e ft, is deze reeds terstond door hare w it achtige kleur te onderscheiden
$ die hij naauwkeurige beschouwing daardoor h i j k t te ontstaan, doordien
de steng en de bladen geheel en al met graauwe, korte, wollige haartjes overdekt
z ijn Voorts vindt men hier niet zu lk een aanmerkelijk onderscheid tusschen
de wortelbladen en de bladen aan de steng, als men b ij gene soort a a n tr e ft, en
piet men ook dat de bloemtuil klein er, en meer zamengesteld is , alsmede dat de
witte kleur der bloemblaadjes naar het geelachtige helt, IVelke bloemblaadjes
eigenlijk even zoo velé afzonderlijke bloempjes z ijn $ want wanneer men een der
bij a onder vergrooting voorgestelde bloemhoofdjes, die gezamenlijk den bloemtuil
daarstellen, opent, dan vindt men dat hetgeen z ich zoo voor het oog als bloemblaadjes
voordoet van onderen in een buisje e in d ig t, waarin een 2-spletig stampertje
aangetroffen wordt, b. Deze bloempjes echter onvruchtbaar zijnde wordt er,
za l de p la n t zich door zaden vermenigvuldigen, meer vereischt, en d it vinden wij
in de kleine, 5-slippige, tweeslachtige bloempjes, c ; die met eerstgenoemde door
tenen algemeenen k e lk , d , omgeven, en daar binnen op eenen stoppeligen vrucht-
bodem, e , ingeplant z ijn : waarop men in den laten herfst zoodanig r ijp zaad
a a n tr e ft, als zich (vergroot) b ij f aan deszelfs buitenzijde, b ij g aan de binnenzijde
voor doet.
Groeiplaatsen. Vóór eenige jaren is zg door den Heer de beijsr bij Beuningen gevonden geworden,
nu twee jaren achtereen in de Ooysche W a r t bij Nymegen; namelijk, eerst door den Heer
n. abeleven, Apotheker ter genoemde stede, en vervolgens ook door ZijnEd, zoon, :den Heer f . h.
a. i. abeleven, terwijl eerslgemelde haar in 1840 omtrent ZijnEd. woonplaats ook op eene zandplaat
buiten de Hunnerpoort aangetroffen heeft.
Gebruik. Door haller als geneesplant erkend. In sterkte van werking zal zij het winnen, doch
anders is hare geneeskracht, en ook hare oeconomische waarde, gelijk te schallen met die van
Achillea Millefolium (Dl. III, PI. 224).