
K u s s e n v o rm e n d e G r im m in .
Hoogduitsch. Polsterformiges Grimm’s-Moos.
Fngelsch. Grey Gushion Grimmia.
Draagt vrucht in het Voor- en in het Najaar. %.
--- --------------
Cryptogamia. Bedektbloeijenden.
Na tu url. Ord. volg. linn. LVL Musci. Musci frondosi Hedw. Bladmossen.
Met den Hoogleeraar van hall die verdeeling der Geheimtelige, Onzigthaar- of Bedekt-
hloeijende, Gewassen volgende, welke ZijnEd. [Flora Belg. Sept. vol. I I . P . I. pag. 2 sq.)
aangenomen heeft, slaan wij h ier, — om bovengenoemde, alsmede op volgende Plaat afgebeelde
plant wetenschappelijk te bepalen, den volgenden weg in.
I. Partes Vegetationis virides, partibus foliaceis a parle caulina vulgo distinclis. De deelen der
Bladmaking groen, de bladachtige deelen gewoonlijk wel van de steng onderscheiden. Partes
Fructijicationis distinctae, plus minusve capsülares. De deelen der Vruchtmahing onderscheiden,
meer of min in den vorm van zaaddoozen.
B. Caulis nee articulalus nee vaginatus. De steng niet geleed, en ook niet van scheedea omgeven.
Fructificatio varia. De Vruchtmaking verschillend.
AA. Capsulae collectae in spicis racemisve terminalibus, in Soris dorso frondis imposilis, aut
solitariae laterales vel terminales. De zaaddoozen in eindelingsche aren of trossen vereenigd, in
Vruchthoopjes achter op het loof, — of alléén staande, zijdelings of eindelings geplaatst.
Ordo V. Musci. Capsulae terminales aut laterales, solitariae, calyptra atque operculo te c ta e ,
valvulis non dehiscentes. Zijdelingsche of 'eindelingsche, alléénstaande, een huikje en een dekseltje
dragende, niet met klepjes openberslende zaaddoozen.
Plantae cellulares caulescentes, vel simplices vel ramosae, foliosae. Celachtige planten, met onverdeelde
of met getakte, en bladrijke steng. Folia integra, sessilia, saepe nervo medio instrucla. Gave,
ongesteelde, veelal in het midden van eene nerf voorziene bladen.
Tribus V. Grimmieae. — Capsula terminalis emersa vel rarissime immersa, ovata, cylindrioa.
De zaaddoos eindelingsch , uitspringende, of somtijds in dén Moskelk besloten, eirond of rolrond.
Perisloma simplex, dentibus 4 -1 6 , integri. Caules erecti breves, caespitosi. De binnenmond enkelvoudig,
met 4-16 gave tandjes. De stengen opgerigt, k o rt, zodevormende.
Geslachts- kenmerken. Capsula sabovala. De zaaddoos, h , nagenoeg eirond. Peristama dentibus
16 pyramidalibus, aequidis tantibus reflexilibus. De binnenmond, e r met 16 piramidale, even ver
van elkander staande, ombuigbare landjes.
Soortelijke kenmerken. Caule ramoso pulvinato, foliis patenfibus, lanceolatis, piliferis. Kussen-
vormende , met getakte stengen, d , en openslaande, lancelvormige , haardragende bladen, e. Capsula
elliptica calyplrala, operculo convexo, rostello recto. De zaaddoos, b, ovaal, met een Huikje
a , een bolrond dekseltje, en een regt snaveltje, ƒ .
Groeiplaats. Overal op .oude m u ren , op pannen- en ook op rieten daken.