
1. Scleroderma r n l g a r e f r ie s .
Hoogd. Gcmeïnër Fellstreuling. Gemeiuer ïïartbövist. (*)
Groeit in den Nazomer en ia den HeKst.
, | U. ö * J ALFa OUVIluR«
lrichogasteres, c , oclerodermei fries.
GiSLACHis-KMMERKztr. Pcmhnm subglobosutn, firniura, adnato-corticatum, irregulariter dehiscens. Flooci
pendio Hnd-qoe adnati, Mfflülas minutas formantes, in quibua Sporidia nidnlimtur, Het Óuisïag róndach.
tig, Tnrft 'uet aangegrocidcn bast, onregelmatig openbarstende. De Kiëihtló'kjes 'binnen aan het Omslag
overal vastgehecht, kleine cellen vormende, waarin de Kiemkorreltjefl als ingénfetëld rijn. S
S o o e rram n m i a t Suhsessile, e rotende diflbrme, peridio suberoso d o r t, dreolato-vei-rücóse, sordide
albo vel Intesoente, pnmum pulpa coeruleo-atra, dein sporidiis fuliginèis et floccis gryseis foeto, tandenicme
nidefiiiete dehisoente. Nagenoeg steelloos, onregelmatig-kogelvormig. Het Omslag kalkachtig, hard, netvormig-
wrattig, vuibichtig wit of geelachlig, eerst met eene vaste blaaowachtig-zwarte massa, B , vervolgens mei
roestachtige Kiemkorreltjes en gasachtige vlokjes, C , gevuld, en ten laatste onregelmatig openbamtehde
Dezelve ts zoo tn grootte als rn kleur en gedaante zeer afwisselende, komt nu en dan ook met een
steelvormig Verlengd voetstuk, en ook wel zonder wratten en geheel glad voor.
GROKiPtAAT5™ Op grazige zandgronden in bosohrijke streken niét zeldzaam; W zelf vond ik dezelve bii
dc, ” ’,d bove'' Virecht, en in menigte om en bij het Joden-Kerkhof bii Naaldwijk. • J
Gzbruik. Dezelve wordt voor vergiftig gehouden.
2. lycoperdon Bo vista 1. (*j*).
Bo vist. Wofs-veest.
Baogl. Itiezen-FIockenstreiiling. Boviststau b lin g . Bovist. Buff.-Fist. Wolfsrauch. Wmidschwamm.
Groeit in den Herfst.
Natuurl. Orde, als l ij N°. 1 , maar volgens fm u i Triehogasteres, d , Lycoperdei.
Gesiachts-keemerkrs. Zie bij Lycoperdon caelatitm rull., Pi. 715,
Soortelijke keemerke». Peridio suhglobuso, acauli, vertice areolatira dehisoente, tandem snpéme evaiie.
acen e et bitissime aperto. Cort.ee floccoso subdiscréló; Capillitio raro oumque sporidiis olivaceis evane-
scente. Ongesteeld, nagenoeg rond, liet Omslag van boven hefsgewijze openbarstende en eindelijk verdwijnende
en hierdoor hel gewas ten laatste bekervormig opensUaMp, B. Het binnenste bekleedsel vlokkig'én min
of meer los van het buitenste, het Haarnet los van iamênstel, .met de olijfkleurige Kiemkorrels verdwijnende
ƒ« kc( eerst is fazelce, gelijk bij \ gezien wordt, geheel wit van kleur, daarna verandert §eze en
gaat in het bnnnaOhtlge over. — De grootte is van eenigè duimen tot J voet, en meer, midieUins ■
gSBftP'ffi' lief'***“ ? KÏ S’ •» Zweden ter hoogte van meer dan van lo t£ (<J>) aangetroffen geworden. 2 ellen,* en ter zwaarte
Groeiplaatsee. In onze begroeide duinen, en in derzelver nabijheid aan dijken en op hoogè weilanden
13 d? cigenhjke Bromst, waarvan men zich ter bloedstelpmg plagt te bedienen, — dé
voormalige Crepitus Lupt der Apothekers. 6 > ue
Nog zeer jong zijnde kan deszelfs vleesohachtigê zèllstandigheid gegèten worden: het best gebraden
2 * 7* ®r goed zwam van te bekomen, en zonde het stof, de rijpe Kiemkorreltjes, met melk ver'.
mengd, tot Stilling van den Doorloop bij hét vee gebruikt kuniien wordén.
l . i ? VLO.»!'6" '2? M ? en i06,” 0» Soeno, voor zoo verre dit mogolijk H , volledige Cryptoaimische Flora van . . .
root Lycopenlo. melatvm i n t . eenen nollaiidachon naatn bedacht hebben, T üc
»ff) Lysoperdon yijanteum a in c e . ( j, Baar de Zweed.chc maat.