
A L O P E C U R U S bulbofüs.
Boiwortelige Vosfeßaart.
Iloogduitsch. Knolliger Fuchs-Schwanz.
Engelich. Fox-tail Grals.
Nederduitfche Bynaam. Klein Vosfeftaart-Gras.
Bloeit Jüny 2{.
T r u n d r i a D i g y n i a . D r i e m a n n i g e n , T w e e w y v ig e n I
N atuu r!. Ran g volgens L inn. iv . G r an tin a , Grasfen,
G eslachts K enmerken. Calyx a- valvis, K e lk , beftaande u it twee klepjes. Corolla r-
valvis, èêne kleppige Bloemkrans-,
Soortelyke K enmerken: Culmo erefto, met een recht opftaanden H a lm . Spicacylindrica,
rolronde A ir . Radice bulbofa, en Bol-wortel..
E en Bloem in hare natuurlyke grootte a . veel vergroot b. de p la tte hairige tweebladige Ke lk
afzonderlek en vergroot c. — Men zie by d , meae vergroot den éénkleppigen Bloemkrans, met
den n a a ld , die aan deszelfs rug van onderen is vastgehecht;veel langer is dan deBloemkrans;
even boven denzelven een knokkel h ee ft, én verder zvtartagtig is. Vruchtbéginfel, Meeldraden
en Stamper vergroot by e.
Deste fo or t is zeer kennelyk door haren Bolwortel: hieraan groeijen fpoedigandete Bolletjes, waar
door zich de Plant voorteelt. E lk e Bolwortel brengt éénen halm voort; het is my althans niet
gebleken, dat volgens R ay daar uit onderfcheide fiengen zouden voortjpruiten. D e Halm
is niet volkomen rechtftandig; heeft 3 o f 4 knopen, en buigt zich by den eet f t en knoop een
weinig. Het bovenfte B la d , zo ver het den Ha lm omvat, maakt eene bollefteel-fchede u it.—
D e P lan t uitgebloeid hebbende, verdort fp o e d ig , en het heeft my naa herhaalde poging
niet kunnen gelukken, ryp. za a d daar aan te ontdekken. D e z e weinige vruchtbaarheid door
middel van za a d vindt de P la n t vergoed in den aangroei van haren Bolwortel. D e z e P la n t ,
n aa de Poa annua, klein Beemd-gras, zeker het kleinfte van alle Grasfen, is in hare
natuurlyke grootte a f geheeld. - ; \
D e naam van Casp. Bauhinus, by deze P la n t door R eichard , Houttuin en W illdenow
opgegeven, z a l behoren by Alopecurus agrestis , Veld Vosfeftaart, waarby ook Scheucii-
zer en Schreber den naam van Bauhinus brengen.
G roeiplaatsen. 1 Op- vochtige grónden.
Dit gras tot hiertoe nog nimmer onder onze Inlandfche Planten opgegeven, of als zodanig
bekend, ïs door my overvloedig gevonden op Halfwegen Haarlem en A msterdam aan den
Sparend ammer D yk , aan den Sant van het Y eènige Roeden ten Noordwesten van het Huis
Z wanenburg, als mede aan den Dylt by de W estzaneR Overton. — Deze Plant .onder
ander Grasfdiuilende, wordt ligt door zyne kleinte voorby gezien, of zal door velen gehouden
zyn voor een klein gewas van Alop. agrestis. Uit dézen hoofde zal zy door andere Plantkundi,
gen in ons Vaderland nog niet zyn opgemerkt, daar het my zeer waarfcbynlyk voorkomt, dat
z y op meer andere pkatfen in déze Republiek zal groeijen.
H uishoudelyk G ebruik. Een zeer aangenaam Gras, fiat door geen één Gras -etend
pier geweigerd wordt. (Bath. Society Vol. I X )