
S I N A P I S arvenfis.
Herik Mostaard
Hoogd. Acker Senf.
Engelsch. Wild Mustard or Charlok.
Nederd. Bynamen. enkel Herik o f Herk: in Groningen en Friesland genaamd
Krodde.
Bloeit Mei én Juny ©.
T e t r a d yn am ia Six.iqoosa. V ie rm a g t ig e n me t Ha auwen.
Natuurl. Rang volgens l in n . xxxix.» Siliquofa, Haauwdragenden.
G eslachts K enmerken; Calyx patens, wyde Kelk a. Corolhe ungues re<5l i , de nagels
van den Bloemkrans regt, b. Glandula inter ftamina breviora et pistillum, interque
longiora et calycem; een kliertje tusfchen de kortere Meeldraden en den Stamper, en tusfchen de
langere Meeldraden en den Kelk, by c. (veel vergroot en met aanwyzing van Meeldraden en Stamper
door gejlippelde lynen, by d.)
Soortelyke Kenmerken. Siliquis multangulis, torofo-turgidis, rostra ancipiti Ion«
gioribus; met veel hoekige, dikgezwollene Haauwen, korter dan den tweejnydigen Snavel,
De Kelk is zeer wyd. De gladde Haam met zyn bek of fnavel, volkomen ryp by ei
van onderen opengaande f . Het Zaai met het kleine Steeltje, waar mede het zich
vasihecht aan het middtnfchotje g. vergroot h. De Steng is fcherp harig en fterk
getakt. De Bladen zyn mede rm in het aanraken, eirond-achtig, beneden met
inhammen. De Plant hoog van één tot 3 en 4 voeten.
De Steng is hoekig. De Bladen hopen een weinig nederwaarts. Deze foort onderfcheidt
zich vooral door hare Haam, van de zwarte en witte Mostaard (Sinapis nigra et
alba) en wel van de zwarte, door hare geheel vrye haauwen, welke maar weinig
tegen de Haauw-rist aankomen; en van de witte, door hare gladde Haauwen, ten
minjle by hare volkomens rypheid (F avroo).
Groeiïlaatsen. In Bouwlanden en langs de wegen.'
.Z eer algemeen door. het ganlche Koningrijk.
Hl’IShoudelyk Gebruik. In Zweden in het land van Schónen ", worden de verfche
Bladeren als groene Kool gekookt en gebruikt (L inn.) De Plant wordt door Runderen
en Schapen gaarne gegeten en is voor hun een goed voeder, (Mattuschka, Suckow)
doch wordt door Brugmans als fchadelyk op weilanden opgegeven. De Byen azen
gretig op de Bloemen (Swed. Zbh.'j — Het Zaad kan in plaats vart gewone zwarte Mostaard
gebruikt worden (Mattuschka). — Verder bevat het Zaad veel o ly , waarom ook
onze landlieden, wanneer hunne landen met dit onkruid, zoo als het anders moet gerekend
worden, fterk bezet zyn, zich hier voor zoo veel mogelyk fchadeloos trachten te ftellen,
door dit Zaad uit hunne granen optezamelen, en ter marktte brengen, waarvoor z y nog
een tamelyken prys kunnen maken. Somwylen brengt één morgen Rhynl. een last van
dit Zaad op. — Met dat al is dit een nadeelig onkruid der Bouwlanden en moeilyk uitte-
roeijen, om dat deze Plant, lang voor de granen ryp zyn, in het Zaad fchiet en dit laat
vallen, en het olyachtige Zaad zeer lang in den grond goed blyft. De Maatfchappy tot
bevordering van den landbouw heeft uit twee bekroonde antwoorden, waarvan één door H.
Ponse was ingezonden, in hare Verhand: D. XIV. St. 1. een berigt opgemaakt over de
middelen ter uitroejing dezer Plant: beftaande I. in het land te braken; de herfst ploeging
diep en by nat weder te doen, en het volgend jaar telkens dit uitfpruitende zaad tot 4
o f 5 malen onder te ploegen. 2. Zonder braken het land met Aardappelen o f Paardeboonea
mits op reyen te betelen; even als by het braken in den herfst te ploegen, en in het voorjaar
dit te herhalen, wanneer het land droog i s , en alsdan door meermalen; te eggen, dit
onkruid ’tgeen fpoedigerdan de gezegde vruchten opkomt, te doen f t e r v e n ; terwyl met}
tusfchen de ryen ook eenige keeren den grond moet omhakken.
-t,___