
J U N C U S pibTui
Harige Bltembies.
Hoogduitsch. Haarige Simfe.
Engelsch Common hairy Wood-rush.
Nederduitfche Bynaam. Harig of ruig Bosch-gras.'
- Bloeit April en Mei. 2J..
H e x a n d r i a M o n o g y n ia . Z e s m a n n ig e n E e n w y v ig e n .
N atuu r l. Ran g volgens linn. v . Tripetaloïdeè, Drie-bl oembladigen.
G eslachts Kenmerken. Calyx 6-phyllus, K e lk van 6 Blaadjes. Corollao, zonder
Bloemkrans. Capfnla i-locularis, éénhökkig Zaaddoos je .
'Soortelyke K enmerken, (volgens WiLLDENOW.) Foliis planis, pilofis; met vlakke,
harige Bladen. Corymbo fubfimpUci, eene tu i l, byna eenvoudig. Pedunculis unifloris, nu-
tantibus, éénbloemigc, knikkende Btoemfielen. Calycinis foüolis capfula brevioribus, ovatis,
acutisj Kelkblaadjes korter '-dan het Zaaddoos j e , eirond, puntig.
D e 6-bladige K e lk , die men ook voor Bloemkrans zou kunnen houden, te, zien aan de
veel vergrootte Bloem a. D e K e lk heeft nog.a Schubjes, zie by b.. ÈenMeeldraad
afzonderlyk, vergroot c. Vruchtbeginzel en Stamper met deszelfs drie lange Stempels,
vergroot d. Hot Zaaddoos j e mede vergrimt e. Z ich openende met Klepjes, elk
één zaad bèvattènék, natuurlyke grootte f . He t Z a a d g . D e T u il heeft de
gedaante van een Bloemfcherm. D e Bladen zyn met lange haren be zet, vooral
aan derzelver fmdféls. Onder aan de T u il zyn twee kkinder Bladen van ongelyke
grootte, die mede zeer harig zyn, zie h h. D e voornaamjle en Hoofdbloemftelcn,
die meestal in twtebhemige. Bloemflelen uitgadn, houden zich regt op; de kleinere
Bloemjlelen hellen doorgaansknikkendenaar beneden. Sommige Bloemen zyn vastzittende.
DeVerfcheidenheid, dodf L inn. opgegeeven, en dook Meese in zyne Flora Frifica over-
genomen, is eene afzonderlyke fo o r t , Jimcus parviflorus: de andere Verfcheiden-
heid, door Hem en ook door de Gorter aangeteekend, hangt alleen van plaatfelyke
omftandigheden a f , waarom noch W illdenow, noch de nauwkeur ige L eers ook
hiervan fpreeken. . ' V'
D e Heer F avrod heeft my het volgende medegedeeld: „ D e ze fo or t gelykt veel naar
de groOt/le Bloembies (Juncus maximus, GaIelin).. L inn®os , de Gorter en
yerfcheide andere Plantkundigen, voor en na;hun, hébben dit verward. Gmet.in
heeft in de 13de u itg a a f der Werken van Linn®us deze dwaling weggenomen, door
'er twee afzonderlyke foorten van te maken; hierin verfchilknde, dat aan de grootfte
Bloembies de Bloemen in eene zamengeftélde en getakte Pluim zyn_ gefchikt, een
bundeltje uitmaken, en veel kleiner zyn dan van de harige Bloembies’ — Ik heb
beiden gevonden by Amésfoort en hier en daar in Gelderland, waardoor ik my overtuigd
houde, dat ze in waarheid twee oriderfcheide foorten uitmaken, en. de eene van
de andere niet is ontaard.”
G roeiplaatsen. In bosfchen en befchaduwde plaatlèn vry algemeen,
Huishoudelyk Gebruik. M en hou dt d e z e lv e z e e r n a d e e lig v o o r de Schapen (Mat-,
tuschka) , en hierom d o o f Becrman opgenoemd on d e rid e P lan ten , d ie v o o r d it v e e
g e v a a r ly k z y n .