
E P I L O B I U M pubescens.
Hart ge Basterd-Wederik.
Hoogduitsch. Behaartes Weidenröslein.
Engelsch. Rough Willow-herb.
B la u t July en Augustus 2f.
O c T A N D R I A M o N O G M I A . A c H IM A N N I G E N E e n WY V IG E N .
N a tu u r !. R a n g volgens u n n . x v i l C aly ca n th em e, Vruchtbloemigen.
G eslachts Kenmerken. Calyx 4-fidus, tubulofus; ig d eelig e, pypvormige K e lk Pe-
t a l* 4 , vier Bloembladen. Capfula oblonga, infera; langwerpig Z aaddoosje, onder den K e lk
Semina pappofe, P lu ifig e Z ad en .
Soortelyke Kenmerken. (volgens W i l l d f . now.) Foliis oppofitis, alternisque
fubfesfüibus, lanceolatis, denticulatis, utrinque pubescentibus; met Bladen die tegen over
elkander en ook beurtlings gep laatst zy n , byna v a stzitten d e, lancetyorm ig, met tandjes voorzien
aa n wederzyden ha rig . Caule fimplici, villofo; S teng eenvoudig, v lo kkig .
D e \-b lad ige K e lk konen het nog onrype Zaa dd oosje, ïy a . D e Bloembladen zyn u itgerand;
één derzelven by b . Meeldraden en S tam p er, c. D e Stam per met zyn 4-
lobbigen S tem p el, vergroot by d . D e haauwvormige, zeer langwerpige Z aa dd oo s,
ryp zy n d e, by e. boven qpenbarstende en het fr a a je gekuifde Z a a d latende zien f
E é n Z a a d afzonderlyk g . vergroot h . D e géheele opengebarste Zaa dd oos, zich van
hare zaden ontdaan hébbende, by i.
D e Steng is hoog 2 O f 3 v o eten ; en kel o f een weinig g eta k t. D e onderfte B laden zyn
ten weinig g eftetld : zy zyn voor ’t overige a llen bleek groen eh zeer za ch t (F avrod.)
V é le n , en ook L in n e u s , hébben deze fo o r t opgegeven a ls eene verfcheidenheid van Ep:
hirfutum. D e mindere forschh eid der P la n t, de mindere ru ig h eid , mindere getakthei'd
en kleindere Bloemen van de thans befchrevene P la n t, doen haar reeds daarvan onderkennen;
terwyl ook hare bladen n iet g eza a g d , niet eirond-lancetvormig zy n , en ook
d en S te el n iet om vatten, gelyk by E . hirfutump la a ts heeft. M en h eeft h e t a a n K a i n
- en Willdenow dank te weten, d a t men thans onze fo o r t zoo ju is t van gemelde
fotrrt heeft onderfcheiden; terwyl zy tok nu door de opgegevene foortelyke Kenmerken
gemakkelyk te onderkennen is van E. palustre, waarvoor onze fo o r t mede door fom -
migen en ook in de Flora Danica gehouden is.
D e R idd er l a M a r c k is zéker de eer(le , die in zyne Flore Fratnpaife, A ° . 1779.
_ uitgekomen, deze fo o r t naauwkeurig van hare medefoorten onderfcheiden h e tftffèA sie ssr,).
Verfcheidenheden. No, 1. met w itte Bloemen. No. 2. met drievoudige Blad en.
G roeiplaatsen. Aan Slootkanten, en in vochtige weiden.
Aan de Slooten om den H a a g j . Onder Nootdorp by D e lft (■ . Waarfchynlyk op zeer
vele andere plaatfen, waar z y met E . hirfutum o f p a lu ftre zal zyn verward, en alzoo
zullen vele aangeteekende Groeiplaatfen van deze beide Planten tot onze foort moeten ge-
bragt worden.
Verfcheidenheid No. 1. op verfcheide vochtige en befchadnwde plaatfen in G elderland.
No. o. Dikwyls by de gewone foort. — Beiden aangeteekend en gevonden door J. Favrod.
Huishoudelyk Gebrdik. Haar zaadpluis zal waarfchynlyk als van de E . hirfutum
tot zyde kunnen bereid worden, en zal verder daarvan gelyk nut zyn te trekken.