
o
P O L Y G O N U M dumetorutn.
Hegge Duizend-knoop.
Hoogd. Hecken Knöterich.
E n g elsch . Bush Arsmart or Arfe-ftnart.
B lo eit Augustus en September 0 .
O C T A N D R I A , T r XGTNIA. A c H T M A N N I G Ê N , 'D r I E W Y V IG E fT.
N a tu u r l. R a n g volggns l in n . xii. O lera cea , Moesgewasfen.
Geslachts K enmerken. Calyx o ; Corolla 5-partita, calycina; zonder K e lk ; d e
Bloemkrans g -d eelig , kelkvorm ig. Semen 1 , angulatum; één Z a a d , hoekig, .
Soortelyke Kenmerken. Foliis cordatis , met hartvormige Bladeren. Caule völir*-
bili, hevi; emflingerenden, gladden S ten g , Floribus carinato-alatis, Bloemen kielvorm ig-
■ gewiekt.
E en Bloem krans afzcnderlyk van natuurlyke grootte a . vergroot b . D e drie buitenfis
flip je s van denzelven zyn op den rug bezet met golvende V liesjcs o f W iek je s, die
voortgroeijen en het r ijp wordende Z a a d a l vaster om flu iten; te zien by c : deze-
JViekjes z ijn doorfchijnende, en loopen neder langs den Bloem fteel tot op de h e lft.
D e Helmdraden zyn gekromd, roodachtig; de H elm knopjes w it: z ie de Meeldraden
by d ; één afzonderlyk by e. beide vergroot. D e Stam per heeft 3 kogelronde S tem p els,
d ig t by één g ep la a tst, zie by f , vergroot. H e t Z a a d is fch erp driehoekig, en elke
zyde een weinig in gebogen, g . D e S ten g is n iet volkomen g la d , maar zeer lig t
geflreep t. D e Bladfteelen zyn onder aan tegen den S ten g h o l, en hebben alda ar aan
de buitenzyde een k lein rond g a a tje . D e Bladen zyn aa n derzelver Lobben van
onderen rondachtig. — D e Bloemen maken onderfcheiden overhoekfche P lu im e n 'o f
trosfen u it, waardoor zy benevens het wiekachtige van Bloem en V ruch t en andere
kenteekenen, zich terflond onderfcheiden van de Pol. Convolvulus (Winde Duizend,
knoop), waaronder d e G o r t e r , gely kp ok de oude P la n tku n d ig en , deze onze
fo o r t Jcjrynen begrepen te hébben. •— D e ze P la n t flin g e r t zich fle r k om ftru ik en en
jo n g P la n tfo e n , en k lim t to t de hoogte van 6 en 8 voeten.
D e S ten g heeft kn oop jes, en elk knoopje is voorzien m eteen ten g er, vlieflgtndoorjkhy-
nend flo p p e ltje . (F avrod.)
Groeiplaatsen. In Heggen en Hakbosfchen.'
B y Zw o l f ; o o k op fommige andere plaatfen in O verysfel v o lg en s E h r h a r t : in
G elderland f volgeHs S t . J. v a n G e u n s , o o k tusfchen E rm e l en Steenenkamer. In
h e t H aagfche B o sch , v o o ra an , aan d e n o o rd z yd e van den g rooten m id d e l- rywe g .
Huishoudelyk Gebruik. De Plant geeft zekere verw op volgens Dambourney. —
In de Bosfchen een dadelyk onkruid, dat het jonge hout onderdrukt.— Volgens Gn.r-
b er t , aangehaald door Favrod, zyn de zaden dezer Plant, even als van de bovengenoemde
IVinde D uizend-knoop , bykans zoo geichikt tot voeding, als de gewone Boekweit
D u izen d -kn o op , (Polyg. Fagopyrum.) en kunnen ook een zeer goed voeder opleveren:
het is hierom, zegt gemelde fchryver, te verwonderen, dat de Huishoudkundigen zielig
niet bevlytigd hebben, om deze Plant, die zelfs ia de flegtile gronden wel gelukt»
voorttetelen.