
T H L AS P I Burfa Pastorij.'
Gemeen [Ie Tas-Kers.
Gewoonlyk. Burfa Pastoris.
Hoogduitsch. Gemeines Tafchel-Kraut.
E n g elsch . Shepherd’s-Purfe.
N ederd. Bynamen. Tasjes, ook Teskens-Kruid. Herders-Tasjes. j Beursjeüi
Kruid. Moeders-Tasjes.
B lo eit van April tot Oclober; komende in één Taar drie of viermaal by opvolging
uit Zaad voort. ©.
T e TRADYNAMIA SlLICULOSA. VlERMAGTIGEN MET HAAÜWÏJÈSi'
N a tu u r l. R a n g volgens l in n . xxxtx. S iliq u o fa , Haamvdragenden.
G eslachts K enmerken. Silicnla emarginata, obcordata, polyiperma; het H a auw tji
U itgegulp t, byna hartvorm ig, bevattende vele Zaden. Valvulis navicularibus, marginato- carU
natis; met K lep jes van gedaante a h een fch u ity e , helhende een rand a ls een h e itje .
Soortelyke K enmerken. Siliculis obcordatis, met byna hartvormige H d a iw tjes. Folii*
. radicalibus pinnatifidis,1 de tVortelbladen a ls in vinnen gedeeld.
D e Bloem is zeer k le in ; men z ie dezelve nog gefloten zynde en van natudrlyke grootte
by a . eene opene bloejende Bloem nafuurlyk b. vergroot d- D e K e lk afzonderlyk eti
vergroot c. Meeldraden en Stam per vergroot e. D e H aauw tjes aan de P la n t duid
t lyk zig tba a r by' f . f . D e IKortelbladen hebben min o f meer lange fte len ; die aan
den J len g , hebben onder aan zekere u itjtaande oor e n , Waarmede-zy den J le e l om vatten.
Hoog van 31- duim to t i en l i voet.
D e Bloemen maken altóós een tu iltje u it dan hét ein d van den jle h g en de ta k je s, m aar
devyl hare algemeens Bloem fteel zich v erlen g t, naar mate de deelen der vruchtm aking
zich ontw ikkelen, zoo z jn integendeel de H a auw tjes daarop volgende altoos g e fch a a r i
in een trosje o f p lu im p je. (L'avrüd) ,
Verfcheidenheden. D e P la n t h e ft twee kennelyke verfcheidenheden aan h a re'b la d en , welke
veel afha ngen van den tyd waarin de p la n t bloeit en van andere gelegenheden, waanrt
zy zich bevind t,‘ waarom, dezelve gevolgelyk n iet tot afzonderlyke poorten kunnen
gtbragt worden. 1. D e eerjie verfcheidenheid heeft bladen zonder eenige infnydingert
o f inhammen, as zyn eirond- lancetvormin'g en getand, n. D e andere met bladen
die eirond- la n cttio rm in g , o f g ih eel lancetvorming en g a a f zyn zondér tanden. —
In de grootte der P la n te n , en het harig e o f gladde van derzelver bladen doet zich
mede een groot v erfch il op.
Groeiplaatsen. Er is byna geerie plant, die Zoo overvloedig en Zoo algemeen iii
alle Poorten van gronden, door geheel H o lla n d gevonden wordt.
Kracht en Geneeskundig Gebruik. Óm haar zatnentrekkend vermogen oudtyds
in bloedftortingen uit- en inwendig aangeprezen, gelyk ook tef genezing'van Buik- erl
Persloop: thans echter is zy geheel buiten gebruik.
Huishoüdëlyk G ebruik. De Schapen eten deze Plant zeer gaarne, Vooral de joiigè
Bladen ( L inn. MaTtuschka.} — zelfs wordt zy door Bèckman opgenoemd onder de
Planten, die vooral nuttig zyn voor Schapen, en byzonder door hun gézogt worden. Zoo
ook wordt z y gegeten door het overige vee, (L inn) maar niet gaarne door Runderen
(Ma t t .J en Brugmans telt ze op onder de fchadelyke Planten det weilanden. Volgens
Scopoli is zy dienstig tegen het bloedpisfen van het Rundvee. Volgens. Z ocRért aange'-
haald door Gattenhoff, belet het zaad, in het meel komende, dat het meel behooflyk
kan gisten. Wanneer men deze Plant doet rotten, verfpreidt z y volgens FavroD eehé
lucht, waardoor de Klander van de Garst verdreven wordt.