N A T U U R L I J K E H I S T O R I E V A N
zand, vermengd met zeer fijne overblijfzelen
van hoorns en fchulpèn, madreporen en andere
kalkachtige deeltjens, die deszelfszelfftandigheid
uitmaaken. Het zou dan fchijnen dat de oor»
zaak, welke die groote zand-hoopen zoo verward
opgehoopt heeft, tusfchenpoozen van ftilte
hadd’, die de waterachtige vloeiftof toehet op
eene fliller en regelmaatiger wijze te werken;
dan alzoo de laagen, die *er dan gevormd wier-
den, geene groote dikte hebben, is het waar-
fchijnlijk dat die foor ten van rust - tijden niet
van zeer langen duur waren; maar dat ook niet
minder verwonderlijk is , is dat men midden in
die groote zand-hoopen, die tot klompen geworden
zijn, vrij dikwijls alleen liggende be*
lemniten, gegraavén hoorns en fchulpèn, dié
zeer fchoon zijn bewaard gebleven, wervelbeenderen,
tanden van visfchen en tweeflachtige dieren,
beenderen en groote Hukken van fchirden
van fchildpadden vindt , die ik meer bijzonder
zal doen kennen, als ik aan de befchrijving van
deeze voorwerpen zal koomen, die de aandacht
der geleerden zoo zeer verdien en.
De bijzondere getemperdheid van lucht, die
in de fteengroeyen van Maastricht hëerscht,
hield mijne aandacht ook bezig. Ik had drie
uitmuntende kwik - thermometers $ eenen had ik
in
in dé 6|>én: 'lucht op eenen kleinen afftahd
van den'gr°0Kn iDgang > de twee andere
Rad ik bij dezelve te vergelijken; ik
jioiig eenen derzelve aan het eind van eene rotting
om hem*; van mijn lighaam te verwijderen,
en hem naar believen höoger o f laager te kunnen
hdèden; de tweede wierd op dezelfde wijze
gedraagën door eenen der; teksnaaren, die mij
verzelde.
Het weder was zeer koud 5 het was den
ruften Januari] i ^ '9 5 • de kwik was in den nacht
gedaald geweest tot 193;0 onder o. Des morgens
ten 10 uuren, toen wij de groeven iflgoïw
• gen,' f t o o ^ ^ ö p . - i^ D om wij eeöe-lepgte
van driehonderd fchreden.in de galerijen gevut«
4erd waren, hielden wij vijftien minuuten lang
m om den thermometers tijd te geeven om de
‘/getemperdheid der plaats aanteneemen., Z ij Honden
toen 6? boven het vriespunt, dat een ver*
.fchil van met de buiten-lucht maakte. Het
4s te vermoeden dat de fcherpe koude van de buiten
lucht hier in deeze galerijen een weinig invloed
hadd*,. hetzij ’er toegang van was door
enige fjileetjens, o f anderszints, alzoo de kwik
hier niet boven 6® rees. Iets, dat deeze gisfing
kan verflerken, is dat zij tot op U° rees, toen
wij dieper ingedrongen waren j zij rees tot 9? in
E 5 de