Waaifchijnlijk zou deeze kennis nooit uit
haare kindsheid gerezen zijn, waarin zij zoo
lang kwijnde, en men zou haar altijd enkel als
een voorwerp van liefhebberij en tijdkorting
hebben blijven befchouwen, zoo niet mannen,
waarlijk met het verlangen bezield om de natuurlijke
historie,. in een wijsgeerig oogpunt be-
fchouwdy te bevorderen , eindelijk gevoeld hadden
hoe gewigtig het ware dezelve dieper te onderzoeken,
om haar toetepasfen op de kennis
van die menigte gegraaven hoorns en fchulpen,
van welke enige ohs dezelfde foorten konden
vertoonen, die in deeze o f geene zee gevonden
worden, o f ons. konden leeren dat geheele gedachten
vernietigd zijn geworden, zoo zij egter
niet nog heden in de diepte der verst af gelegen
zeeën beftaan. (af
De
(a') Hooren wij hier over den kundigften geleerde
in de kennis her hoorns en fchulpen en dfe Waarlijk
de grondvesten van deeze weetenfehap zöuap'gelegd
hebben , zoo-de dood hem niet te' vroeg ha'dd’ weggemaaid.
„ De mensch zoekt natuurlijk in de;wpetenfphap,
,, zegt brugureres, igts edelors, iets/trpostlijkers,,
„ dan het vermaak of het ten toon Ipreiden van eene
„ ijdele geleerdheid; hij begeert ten riiinftenih het
„ verfchiet wezenlijke kundigheden te befpeuren,
,, waarrfggÜ
' S?- 1 * S M ( f
De geregelke kennis van de hoorns en Ichul*
pen had dan geene enkele Ichred voorwaarts gedaan
^ waarnaar hij haakt als de eeriigftè vrugt, zijnes ar«
1 beids waerdigl
„ De Conchyliolögie, Onder die betrekking be-
„ fchouwd, ontbreekt niets om de nieuwsgierigheid
,, te< kittelen,, niet die. bepzelaejmge nieuw'sgierig-
„ heid, diezig vermaakt met den fchitterendgn luis«
„ ter der hoorns en fchylpen ep met het misbruik,
,, waardoor men zig kléüfèn verfefiaft, die de natuur
„A geweigerd heeft, maar' die Wijsgeerigè Piétiwsgie-
-righeid, die den aart der dingen zoekt te doorgron-
„ den i die den natuurkundige in zijne inafpeuringen j
den fpheikundige in zijne prpeven, den aardrijks«
,, kündigen zee-reiziger op zijne moeijëlijke reizen
„ èft - den béöefënaaf der na'tüiirlijfce historie in zijnen
,, arbeid ónderfteunt; hij befßeurt dat alle bezielde
. ,y wezêxis^.-zelïs-ide -hoorns en fchulpen iö .dè'diepte
,, dès;%aters, de wetten der luchtftreèk onderworpen
zijn,, zpo wel als de overige dieren;, en zijnje ver^
,, wohdering groeit aanwanneer hij dè zee - hoorns
„ 4en Cchülpén, dié gröbte banken."op 'jde aardp vor-
,V men, onderzoekende, enige voor dezelfde herkent
„ met die wélke in de zl|lëevèn, onder: eèiie andere
„ lüchtftreek dan waarin hij dezelve onder' dén grond
'ffnat. D at fe it alken, dat reeds zeer *'Jïerk èe*
vestigd is, maakt de naawwkeurige kennis der
„ hoorns en fchulpen onmisbaar om *er de oorzaag
van té leeren kennen. 'Encyclopédie Méthodique,
... g 4 1 f §§|t