kandelen * dat is de jjefehfijvkig van de booms
en fehulpen, welke men in de bergen rondom
Maastricht vindt* van nat»} raakt* eft dêeze dit
gevoelen een zeker gewigt fchijnèn bytezetten,
is bet nodig het alhier te ontwikkelen.
Enige natuurkundigen, maar zij zijn egter
weinige in getal * beweeren dat in alle de gegraa-
ven hoorns en fehulpen, zonder uitzondering,
ondanks derzelver gelijkenis met enige bekende
wedergaden thans in deeze of geene zee
kevende gevonden wordende , Rogtbaos altoos
enige verfehillen zijn , die niet toelaaten met.
zeekerheid te zeggen dat het dezelfde zijn.
Andere hebben dat gevoelen nog Verder gedreven*,
verzeekerende dat dat verfchil zig zelfs
nitflrekt tot de dieren en de groote gegraaveïs
viervoetige, van welke mén zoo veele pver-
■ blijfzden vindt, niet alleen in de zuidlijke ftree-
ken, maar ook in bet Noorden van Aniéritea,
en op de uitgeftrekte vlakten van Tartarye,
Zij die riitgevoefeh aangénoomén hebben:, kunnen
egter niet weigeren toe te Hemmen dat de
nanmerklijke ovérblijfzéls van die groote dieren,
welke door verfcterklijke omwentelingen op
bijna alle plaatfen van den aardbodem vërfpreid
en begraaven zijn, onbetwistbaar die van oly-
phanten, rhinoéerosfen en riviecpaerden zijn *
die
die zeer veel gelijken*naar die, welke wij kennen
, maar dat men egter verfchil in de grootte
vindt, en vooral kenmerken, die niet toelaaten
dezelve te befchouwen als hunne waare wedergaden
bebbepde in die, welke in onzen tijd
beftaan.
Zoodanige zijn de aanmerkingen en tegenwerpingen
, door enige geleerden gedaan, aan
welke de vergelijkende ontleedkunde niet vreemd
is, Ik zal bie? niet beredeneeren hetgeen de
viervoetige dieren betreft, waarvan ik al1 een
gewag gemaakt heb, omdat dit gevoelen het
ander fcheen te onderdennen • ik ben voornee-
mens nog eens op dit Huk te koomen als ik
over de krokodillen zal handelen, bij gelegenheid
van j|ien, welke in de Heenen van Maastricht
gevonden is. Niet dat ik wil ontkennen
dat *er foorten zijn, die verloren zijn, of web
ker wedergaden ons nog onbekend zijn ; maar
ik ben overtuigd dat de meeste opgegraaven
tanden, flagtanden of koppen van rivier-,paarden
, rhinpcerosfem en olypbanten, hetzij van
Aha , hetzij van Afrika (eene .ondericheiding
dje men $vel moet maaken omdat zij van be-
kiug' is) dezelfde zijn gis die, welke die foor-
jten van dieren, welke thans in Afrika en Afia
.keven, kenfchetfen, en dat de verfehillen ,
L 4 wel