G E Z ï G T V A N D E N V O O R N A A M S T E N
I N G A N G V AN D E O N D E R A A R D -
S CHE GANGEN»
P L A A T I,
m
B i
D ?eze groote uitholing is het wérk der Natuur;
derzelver breedte is van onderep tweeënvijftig
voeten, vier duimen en vier lijnen. De
hoogte, in het midden gemoeten van den-grond
tot het bovenfte van het gewelf, is van drieënveertig
voeten, negen,, duimen en vier lijnen,
D e opening is onmiddélijk naar de fteilte,' die
op de Jecker z ie t , en op die plaats omtrent
vijftig, voeten boven de oppervlakte van dat
riviertjen verheven, Zie de kaart.
Vervolgens klimt de rots bij trappen en als
bij verdiepingen, boven de grot een kap vormen-?
de van omtrent tagtig voeten hoogte, waarvan
zesenvijftig voeten, uit zand o f gerolde kei-fteent.
• jens beftaande, alles, bedekken, .
De fteen, waarin de grot is uitgehold, is
van kwartsachtig zand van eenen kleinen korrel,
ligt aan. een verbonden door kalkachtig ciment,
dat ten minflen voor de helft in het zamenftel
van deeze foort van zagten zandfteen koomtj
desw
m m m m m am m m m