trok die uit de voorwerpen zelve; hij plaatfte
egter aan het hoofd van zijne gedachten hetgeen
tot het dier betrekking had, fchoon hij maar
een klein getal kennen kon; maar gelijk br u*
g u i e r e s zeer, wel gezegd heeft, ;,, hetken-
„ merk deezer dieren vermoedt men eer dan het
s) wel bewezen is.,, en fchoon de rangfchikking:
„ van dien verwonderlijken man beter is dari
, , die van zijne voorgangeren 3 heeft hij zijn:.
„ eigen werk egter niet befehouwd dan als eene'
„ enkele fchets van d&t , hetwelk hij voornee-
»> mens was in het vervolg te fchxijvem, o f
» welks uitvoering: hij zijnen op volgeren aan--
„ beval, o f wel als eene gaaping,- welke het»
«f* plan, van hetr.algemeen ftelzel der natuur,
5> van hetwelk hij hot grootsch denkbeeld ge-
59 vormd had, hem noodzaakte- vooreerst te
vervullen.”
; Ondanks deezen w e g /d ie de wéafè ïchijrit te
zijn, is egter het al te klein aantal voorwerpen,
welke l i n n e u s , gelegenheid „gehad had te
9. oorzaak geweest dat hij; fomtijds enkele
yerfcheiden heden onderbet getal der foorten ge.-
plaatst heeft (a )/ te rw ijl hij aan den anderen
kant
Dit moet men niet als eene gegronde befchuldir
kant verfchillende foorten onder dezelfde naa-
men heeft begrepen, en meer dan eens is hij
misleid 1 geworden omtrent de woonplaats der
hoorns en fchulpen, iets dat van zeer veel belang
is te weeten, door de betrekking, welke
het heeft tot de befpiegeling van die, welke
men in den grond vindt. Daarenboven ontbree-
ken dat werk afbeeldingen en befchrijvingen,
en het is onmogelijk zonder dezelve eene weeten
fchap van dien aart te beoefenen; doch dee-
ze rangfchikking is des niette min een meester-
ftuk van bevatting.
In het jaar 1789 gaf b r u g u i e r e s , die beroemde
natuur-kenner, die eene reis rondom
de waereld had gedaan met k e r g u e l e n , en
die, bij; algemeene kundigheden in het vak van
natuurlijke historie, ook eene fterke liefhebberij
voor de- hoorns en fchulpen voegde, van
welke hij zijne vQprnaamfte bezigheid gemaak^
had, in*de Encyclopédie par ordre de matieres,
zijne fraaie, rangfchikking van de wormen, in
welke- hij, bij het artijkel vers testacées o f
fchulp - wormen de geleerde rangfchikking, die
hij aangenoomen had, ontwikkelde.
De
drging tegens linneus laatengelden; want omtrent
vêelé' foorten zal dit wel altoos t^ijfelaóhtig bij ven.
VERTAALER.