Ik verftaa hier alleen' door gegraaven lighaetmen
de lighaamen , diVaan land-of zee,-dieren ,
o f aan gewasfen hebben toebehoord, die men
dan in blokken, min o f meer harden fteen, dan
in laagen zand, klei o f andere ftoffen vindt, op
deeze o f geëne hoogten op de bergen, o f in
deeze o f geëne diepte in de valleien nedergezet.
Deeze aldaar gebragte lighaamen moeten dikwijls
befehpuwd worden als het wérk van eene fHlle
en ftiïftaande z e e , die de fehulpdieren, de ma-
dreporen en visfchen toeliet op dezelfde plaat-
fen, daar men hen nog vindt, te leeven en zig
te vermenigvuldigen, fchoon de zee ’erjiu niet
meer is ; dan moet men dezelve weder befchou-
wen als toevallig'door eene groote omwenteling,
die eensklaps het geheele vak waters verplaatst
heeft, vervoerd;.in een woord, duizend andere
omftandigheden, die alle en langen tijd en allerg
ie afwisfelingen onderftellen, hebben| te zaa-
men geloopen onf eene menigte voorwerpen en
lighaamen, die: geene betrekking tot elkanderen
hadden, waarvan deeze tot de gewasfen, geene
tot de dieren behoord hebben , en waarvan wij
in den loop van dit werk meer dan ééns zullen
fpreëken, op dezelfde plaatfen bij elkanderen te
brengen. ,
Het -is deeze groote, deeze fchoone belpiegelib
g ,
ling, die den mensch van feit tot fe it, van ontdekking
tot ontdekking, tot waarheden kan geleiden,
die het hern lvoo^altoos ónmogelijk zoude
geweest zijn te bereiken, zoo de natuur niet
zelve in letteren, meeijelijk te ontcijferen, maar
egter leesbaar voor hun, die zig ’er de.moeite
toe willen geeven, die reeks van tijdperken
hadde bèfchreven, die hem groote gebeurtenis,
fen herinneren, in onberekenbaare tijden voorgevallen
, maar die getuigd worden door ge-
denkftukken, getrouwer dan de meeste, welke
ons de gefchiedenisfen hebben overgeleverd.
Dat die lange ree^s van eeuwen ons niet ver-
fchrikke! de tijd is Hechts een betreklijk afgetrokken
denkbeeld, en een afgetrokken denkbeeld
is niets voor de natuur.
. Maat wezens, die weleer bewerktuigd waren
en welke men onder den grond vindt, die hunne:
foortelijke kenmerken nog zoo wel behouden
hebben, dat men hen met de bekende pvereen-
komftige voorwerpen kan vergelijken,, zijn iets;
en zoov: onze zinnen niet het gevolg yan eene
eeuwige beguicheling .zijn, dat ongerijmd
zoude zijnw. t e . onderftellen , kan men dan
zeggen dat alle die rhinocerosfen, alle die
elephanten, de ^meeste j van bekende. fqorten,
van welke men zoo veele overblijfzelen op verfchil