om te- vernielen, dan die van de godsdie-nflen ,
alle ilrijdig met elkanderen , dan de beoefening
van de -zedekunde zelve, wel de eenvoudigfte,
alzoo zij . op eene enkele vaste ftelregel rust,
maar. de moeijelijkfte in beoefening, te brengen,,
ornaat de meeste , menfchen onrechtvaerdig en
boos zijn?
Deeze • överweegingei^.idje. ;§os • als van zelve
voor ..den geest koomeii, zijn niet zoo ontijdig
als '.men,wel denken zoude , alzoo ^zij^flrekken
om ons te herinneren dat' de menscji op alle
tijden en plaatfen, alles moede, van aljes walgende
, nooit de natuur moede wordt, nooit in
de natuur een .walg krijgt..
De eenvoudige landbouwer zelf fmaakt, te
midden onder zijn puttig werk, misfqhien zonder
het te vermoeden, yermaaken, die alles te
boven gaan , alzoo zij die va.n de natuur z ijn ,
wanneer hij zijne planten ziet groeijen en bloei-
jen , als hij haar nagaat van haare eerde antfprui-
ring .tot- haarq geh^ele ontwikkeling.;: en mep
zegge niet dat hij altijd alleen door zijn belang
worde gedreven.
De betrekkingen van die gewaslèn jnet. de
lucht, en met de afwisfelingen van het. wedpr
en van :de jaargetijden en, vooral met het fchitte-
rend; hemellicht, dat dejzelver. loop regelt, houden
den hem met geduurige waarneemingen bezig,-
en vereenigen enigermaate de .genietingen van
den geest met die, welke hij uit eene fterke gezondheid
en uit de gewoonte van midden in de
natuur te leeven kan fcheppen.
Daar beflaat dan eene krachtige aantreklijk-
heid, die alle| menfchen in het algemeen tot
de befchouwing en waarneeming van diezelfde
natuur aanlokt. I Het is die aantreklijkheid, welke
j zedert de menfchen in maatfchappij leeven
en zig aan de weetenfchappen hebben kunnen
wijden, hen aandrijft om zig met drift met' die
beoefening, zoo aangenaam als nuttig, bezig te
houden.
.Men is verwonderd, zoo dikwijls men, p l i jst
iu.s leezende, de talrijke lijst van- Griekfche
en Latijnfche fchrijvers z ie t , uit welke hij ge»
put heeft , en welker getuigenisfen hij aanhaalt ;
het fchijnt dat ’er geen tak van natuurlijke historie
, geene der onderverdeelingen van diezelfde
.takken in ajle. de rijken geweest zijn, welke
die fchrijvers niet, als om ftrijd | dm zoo te
fpreeken, hebben uitgeput (a) ; en als men nadenkt
GO Ik heb , vLïNIug- voor de tiende rfeïze leezen»
deyi'iè.ehs willen weeten. hoe - veele fchrijversjhij heeft
aan gehaald, mij egterdbepaalende tot degeene, die
A 4 bijr