Het is onbetwistbaar aan l i n n e u s , die den
waaren grondflag van de natuurlijke, historie gelegd
heeft, dat wij de wijze van dezelve vol*
gens eene regelmaatige j rangfchikking te beoefenen
verfchuldigd zijn. Ik heb in het begin
van dit werk, daar ik een woord over deeze
zaak gezegd h eb , reeds doen zien dat b o n -
N A N N I , RUMPHIUIS, L I S TER , G U AL»
t i e r i en andere bedreven Gonchyliologisten
verdwaald waren, omdat zij den goeden weg
niet ingeflagen hadden. Daar was zeekerlijk
weinig zwaarigheid in voor diegeene, die zig
alleen tot tijdkorting met de hoornen en fchul*
pen bezig hielden; maar zoo dra goede verbanden
begreepen welk een voordeelig gebruik men
van die beoefening konde maaken, met opzigt
tot zoo .veele wezens van dat flag, die men,
om zoo te fpreeken, aan alle kanten in de oppervlakte
van den aardbol onder den grond
vindt , kon men zig niet onthouden van met
droefheid te zien dat dit vak.; dat nog É i zijne
kindschheid was , noodzaaklijk s eene vermoeiende
onzeekerheid over hunne geleerde na-
fpeuringen moest verbreiden.
Men moest dan wel diep getroffen zijn door
het groot belang, welk1 zoo veele overblijfzelen
van 'dieren, die den alouden Oceaan in zeer
oude tijd-vakken, welke waarfchijnlijk meer dan
eens vernieuwd zijn geworden , bevolkt hebben
, der wijsbegeerte aanbooden, om zijne
fchreden in eene zoo moeijelijke loopbaan te
wenden. Maar die" vuurige nieuwsgierigheid ,
dat verlangen, den mensch zoo natuurlijk eigen;
om de1 voorwerpen, die hem omringen, te k e ren
kennen, zoo wel als die, welke meest buiten
zijn bereik z ijn , hebben hem meer dan eens
hinderpaalen doen te boven koomen, die on-
verwinlijk fcheenen.
Dus zag men, om niet van defchrijversder
oudheid te fpreeken , die niet.nageiaaten hebben
hunne aandacht op die: groote voorwerpen te
vestigen, kort na de geboorte der druk-korist,
vérfcheiden Franfche, Duitfche en Italiaanfche
geleerden dat' fraai vak van natuurlijke historie
met eene foort van geestdrift aanvatten, waarvan
de uitkomften hun zulke verbaazende gevolgtrekkingen
beloofden omtrent de menigvuldige
wisfelvalligheden, welke die aarde ondergaan
heeft en waarfchijnlijk nog ondergaan zal,
die? voor ons zoo groot, voor de natuur bijna
niets is , en op welke wij maar enige oogen-
blikken doorbrengen onder alle de natuurlijke
kwaaien, en de eeuwige fpeelballen van de zedenlijke
orcaanen, welke de mensch zig zei ven fchept.
Men