ding was, (a) waren mede* van het gezel*
fchap*
Wij traden ’ei* in door den met menfehen handen
uitgeholden gang, daar ons verfcheiden per-
foo'nen wagteden met ontftooken fakkels. Men
gaat eerst omtrent honderd vijftig fchreden vo#rt
door eene foort van gang, hoog en breed genoeg
dat de rijdtuigen ’er in kunnen rijden, en die aldus
gegraaven is om bij de vakken te koomen,
daar de beste foort van fteen is. Als men den-
zelven ten einde is , ziet men aan alle kanten en
in alle rigtingen veele boogen op de ftoutfte en
fchilderachtigfte wijze te voorfchijn koomen. .
Alle de gewelven, vrij konstig uitgehouwen,
worden onderftut dan door pijlaaren, dan door
muuren, die men in den fteen zelven gelaaten
heeft, en deeze ontelbaare menigte van kolommen
en hooge gewelven verbeelden dan groote tempelen,
dan waterleidingen, die elkanderen opvol
De aChtifig en erkentenis dwingt róij dien
Volks - vertegenwoordiger recht té doen, 'die naar de
veroverde landen wierd* gezonden in een tijdperk,
dat droevige herinneringen gebaard heeft; maar zijn
gedrag was altoos zuiver , en hij gebruikte de macht,
Waarmede hij bekleed was, niet dan om rechtvaerdis
te wezen en om konften en weetenfchappen t-e
vorderen.
volgen en in de verte verdwijnen. Uit deeze
vereeniging van portaalen, koepels, boogen en
galerijen ontftaat een geheel,- zoo buitengemeen,
zoo ftrijdig, zoo verward, dat men in het midden
van dat groot doolhof niet meer weet, waar
men is ingekoomen, noch langs welken weg
mërt ’er weder uit zal kunnen gëraaken.
Eene ftreep, met houts-kool op eenen der
wanden getrokken, rigtede onze koers;die voorzorg
was, menige dagen te yooren, door ingenieurs
genoomen, die met hulp van eene oude
kaart, het kompas, en> den bijftand van verfcheiden
fapeurs, die in dit werk behulpzaam
waren, eenen weg gevonden hadden, die den
berg in zijn finalfte gedeelte doorliep, en die
aan eene oude opening aan den oever van de
Maas uitkwam.
Naauwlijks waren wij omtrent driehonderd fchreden
verre in de eerfte galerijen gevorderd, wanneer
men ons naast een vrij groot open vak een oven
toonde om brood in te bakken, zeer konftig in
den vasten fteen uitgehouwen, gelijk ook een
fchoorfteen, op dezelfde wijze uitgehakt, welkers
pijp in eene der zijdelingfche galerijen was
geleid, waardoor de rook niemand kon hinderen.
Digt daarbij waren koeijen- en fchaapen - ftalüesr#