PI. XVII. Stuk van hét Gewei van een Hért of
f misi'diien van een Eland , imeen fteen uit
de fteen - Roeven bij Maastricht, bl.146.
PI, XVIII. Haaien en fndere tanden- uit- de -fteen-
groeyen bij: . 14&
PI. XIX, Bek van eene Zee-kat1%H^ien* tanden
en tanden en ftukken van het kaakbeen
van eenen onbekenden vfsch. 350.
L E I D I N G .
A l s men, voor de eerfte reis, in marmer ó f
gemeenen fteen, hoörps en fchulpen of andere
bewerktuigde lighaamen ziet, die men weet
dat niet dan in het water der zee Ieevende te
vinden z ijn , gevoelt men zig onmiddelijk, als
tegens dank, tot befpiegeftngen wegfleepen, die
het fterkst verlangen doen geboren worden om
- te weeten welke oorzaaken zulke verplaatfmgetr
hébben kunnen, te weeg brengen, en hoe die
liglaamen van dierlijke oorfprong zig dus in
vaste klompen van fteenachtigen aart hebben kun-,
nen néder zetten.
Men weet dan ook weldra dat dat marmer
onmogelijk in den ftaat, waarin men het te-
genswoofdig vindt, kan geweest zijn , toen dat
verfchijnzei plaats greep; maar feiten van dien
aart zijfrzoo buitengemeen, en zoo fchijnbaar
tegpnftrijdig vöor het gros der menlchen, en
zelfs 'voor degeêne, die anders* een zeer geoefend
verftand hebben, maar die z ig niet op de
A ken
my
M
m