Die achtingwaerdige natuurkenner had veel
voor om in zijnen arbeid wel te flaagen, heb*
bende veel gereisd, veel gezien, veel vergeleken
; alles wat hij verzameld heeft is zorgvuldig
befchreven, en de woonplaats wel opgegeeven;
hij kon daarenboven de fraaifte «Verzamelingen
van hoorns en fchulpen in de kabinetten van
Parijs raadpleegen, gelijk ook de béste boeken
in dat vak. B r u g i u e r e s bezat dan files wat
vereischt wierd om een keurig en uitfteekend
werk over dé natuurlijke historie der hoorns
en fchulpen te vervaerdigen.
Het eerfte deel, in twee ftukken verdeeld, en
in het bovengemeld werk in het licht gegeeven,
heeft aan de billijke vermaardheid, welke zijné
kundigheden hem vooruit verdiend hadden, beantwoord,
en de afbeeldingen, d ie ’er bij zijn,
zijn beter dan alle die, welke“ tot hier toe in
andere goede boeken zijn bekend gemaakt, omdat
*er de kenmerken wel in gevat zijn; zijne
wijze van behandeling is die van l i n n e u s ,
wat de leerwijze belangt; maar zij is met ver-
fcheiden nieuwe gedachten vermeerderd, en die;
welke bij dien fchrijver onzeeker o f gebrekkig
waren, zijn verbeterd; de verfehillende naamen
zijn ook zoo naauwkeurig opgegeeven, de be-
fchryvingen zoo omftandig en volledig, de goede
de afbeeldingen zoo meuigvuldig, dat men dat
uitmuntend werk moet befchouwen als het beste
boek, dat in dat vak gëfchreven is , en als men
’er bijvöegt dat de plaatfen, daar de meeste be-
fchreven hoorns en fchulpen woonen, door den
fchrijver bezogt en naauwkeurig opgegeeven
z ijn , dat de gegraaven foorten ’ er in zijn opgegeeven,
en zélfs* enige nieuwe geflachten vormen,
zal men niet kunnen ontkennen dat de
eonchyliologie van b r u g u i e r e s de goedkeuring
en erkentenis van alle de lief hebberen van
de natuurlijke historie verdient.
De drift tot reizen, de begeerte om deezen
geliefden arbeid tot een hooger’ graad van volmaaktheid
te brengen, door de Middellandfche
Zee in alle hoeken te bezoeken, en door E gyp .
te , S y rië , Mèfopotamie, Perfië enz. te doorreizen,
deeden hem befluiten om in het jaar
17 9 2 , met verlof van de regeering, te vertrekken
, in gezelfchap van eenen vriend, o l i v i ë r ,
die ook door de zugt tot de natuurlijke historie
gedreven wierd om dezelfde reis te ondeftieemen,
Deeze twee natuurkundigen deeden eene menigte
bezendiqgen, die de verzamelingen van
het nationaal Mufeum en de weetenfchap met
éene menigte nieuwe voorwerpen verrijkten;
maar de gezondheid van b r u g u i e r e s verzwak